Welkom op mijn weblog waar kind en opvoeder centraal staan. Hier vind je informatie en tips op het gebied van opvoeding en kinderopvang, verhalen en informatie over de dagelijkse praktijk van de pedagogisch medewerker, nieuwtjes, grappige kinderuitspraken en anekdotes en heel veel beeldmateriaal van activiteiten en uitstapjes. Op deze manier probeer ik mijn beroep in beeld te brengen, andere opvoeders te inspireren en zelf actief bezig te zijn met mijn passie voor pedagogiek. Zelf ben ik vakvolwassen pedagogisch medewerker op de BSO. Veel lees- en kijkplezier en laat gerust een berichtje achter!


- Wendy Hoogeveen


woensdag 25 mei 2011

Peuteronderwijs

Een landelijke proef waarbij peuters vanaf tweeënhalf jaar met een leerachterstand zich kunnen ontwikkelen op een basisschool, begint komende zomer. Doel van de proef is de prestaties van jonge leerlingen met een (taal)achterstand vroegtijdig en spelenderwijs te verbeteren. Zo kunnen deze 'startgroepkinderen' alsnog een vliegende start maken op het moment dat ze 'echt' naar de basisschool gaan.
De pilots voor peuteronderwijs zullen plaatsvinden op de groep op het kinderdagverblijf / de peuterspeelzaal. Minister Van Bijsterveldt van Onderwijs vindt het slepen van peuters van school naar de opvang en weer terug niet wenselijk. Dit zegt zij in haar beantwoording op een brief van kinderopvangorganisatie MIK uit Maastricht.
Het project peuteronderwijs dat op 30 pilotlocaties van start gaat, valt onder de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur. Dat betekent dat de kinderopvang het project faciliteert, maar niet de inhoudelijke verantwoording draagt. Voor de pilots wordt naast een beroepskracht voorschoolse educatie (mbo-3 niveau) een begeleider voorschoolse educatie aan het team toegevoegd die hbo-geschoold is en de bevoegdheid heeft om als leerkracht te functioneren. Kinderopvangorganisatie MIK had per brief zorgen geuit over de pilot voor peuters. Ze vroeg zich af of het peuteronderwijs de huidige samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs niet teveel doorkruist. Volgens minister Van Bijsterveldt bouwt de pilot juist voort op een gezamenlijke visie van kinderopvangorganisaties, peuterspeelzalen en scholen.
De effecten van de startgroepen voor peuters zullen worden onderzocht en worden afgezet tegen de resultaten van peuters die een vve-programma volgen op het kinderdagverblijf/de peuterspeelzaal die niet aan de pilot meedoen. Er is per jaar 2 miljoen euro beschikbaar om aan deze pilot te werken. Alleen schoolbesturen kunnen een aanvraag indienen om aan de pilot mee te doen. In totaal gaan er 30 pilots van start. Drie van de pilots vinden in ieder geval plaats in de krimpregio's waaronder Parkstad Limburg. In de startgroep worden minimaal vijf dagdelen van 2,5 uur per week, of 12,5 uur per week voorschoolse educatie aangeboden.

maandag 23 mei 2011

Flow Learning

Tijdens de opleiding hebben we het in het kader van Reggio Emilia gehad over ‘Flow’. Klinkt leuk, maar wat is dat nu eigenlijk?

De pm’er gebruikt de natuurlijke nieuwsgierigheid van kinderen om ze uit te dagen tot het aangaan van diverse leeractiviteiten. De creatieve ‘flow’ die hieruit ontstaat wordt in Reggio Emilia gezien als een proces waar ieder mens in principe het vermogen toe heeft. Als een activiteit uitdagingen biedt die goed aansluiten op de capaciteiten van het kind (zone van naaste ontwikkeling, Vygotski) en passen bij de interesse van dit kind, kan het in een gelukzalige staat van flow raken waarin hij zichzelf even vergeet maar tegelijkertijd innerlijk groeit (Csikszentmihalyi).

Er bestaat ook zoiets als ‘Flow Learning’. Dit concept is bedacht door Joseph Cornell (Sharing Nature) en biedt een eenvoudige, gestructureerde manier om kinderen te begeleiden in het ervaren van natuur. Door speelse activiteiten worden natuurlijke nieuwsgierigheid en enthousiasme van kinderen gewekt. Leren wordt leuk, dynamisch en een directe ervaring.
Omdat we op de BSO bezig zijn met het thema ‘Puur natuur’ ben ik me hier eens in gaan verdiepen.

 

‘Flow Learning’ is gebaseerd op de universele principes van hoe mensen leren. De vier stadia van Flow Learning zijn:

Enthousiasme aanwakkeren en nieuwsgierigheid prikkelen
Kinderen leren makkelijk wanneer het onderwerp betekenisvol, bruikbaar of leuk is. Dit betekent dat hun persoonlijke interesse gewekt wordt, dat het hen persoonlijk aanspreekt. Hieruit vloeit vanzelf meer nieuwsgierigheid voort en vanuit deze energie kunnen kinderen hun aandacht gemakkelijk op een volgende (gerelateerde) ervaring richten.

Voordelen:
-         creëert een sfeer van enthousiasme
-         gaat uit van speelplezier
-         een dynamisch begin stimuleert kinderen mee te doen
-         ontwikkelt alertheid, gaat passiviteit tegen
-         vangt de aandacht van kinderen
-         creëert een positieve groepsdynamiek
-         biedt richting en structuur
-         biedt een uitlaatklep aan (teveel) energie
-         bereidt voor op latere activiteiten waarbij meer focus en opmerkzaamheid nodig is

Gerichte aandacht
Zonder concentratie kan een kind moeilijk leren. In dit stadium worden de kinderen uitgedaagd op leuke en creatieve manieren. Om deze uitdagingen aan te gaan, moeten de kinderen focussen via een bepaald zintuig. Op die manier worden kinderen rustig, alert en staan ze open voor de natuurlijke omgeving.

Voordelen:
-         vergroot de aandachtsspanne
-         vergroot het waarnemingsvermogen
-         geeft verdieping aan het bewustzijn
-         versterkt het enthousiasme dat in stadium 1 is ontstaan
-         ontwikkelt ontvankelijkheid voor natuurervaringen

Directe ervaring
Zodra de interesse gewekt is en de aandacht op een bepaald punt is gericht, zijn de kinderen klaar om de natuur écht te beleven. Ze nemen aspecten van de natuur in zich op door te experimenteren en te observeren. Wil een kind iets leren over de natuur en hier respect voor ontwikkelen, dan zal het de natuur moeten ervaren, er contact mee maken, zich erop richten via al zijn zintuigen. Zo komt de opgedane kennis heel dicht bij het kind zelf en zal het hem veel meer raken dan wanneer hij er bijvoorbeeld iets over leest in een boek. De nadruk ligt in dit stadium op individuele ervaringen.

Voordelen:
-         kinderen leren het best wanneer ze zelf iets ontdekken (directe leerervaringen door experimenteren en observeren)
-         stimuleert verwondering
-         stimuleert het intuïtieve weten deel uit te maken van de natuur
-         zet aan tot empathie en liefde voor de natuurlijke omgeving
-         opent het hart voor ervaringsgerichte leermomenten

Ervaringen delen
De kinderen reflecteren samen op wat ze beleefd en geleerd hebben. Door hier de tijd voor te nemen, kunnen de ervaring en opgedane kennis echt bij de kinderen binnenkomen. De ervaring kan hierdoor nog meer betekenis en diepgang krijgen. Er kan verteld worden, een dagboekje kan bijgewerkt worden, er kunnen tekeningen gemaakt worden en verzamelde objecten kunnen getoond worden. Goethe heeft bovendien gezegd: “a joy shared is a joy doubled”. Door een kind de mogelijkheid te geven zijn ervaringen te delen, verrijk je de kennis en beleving van de hele groep. De eigen ervaringen staan centraal en van hieruit kunnen nieuwe ideeën en activiteiten ontstaan.

Voordelen:
-         verheldert en versterkt persoonlijke ervaringen
-         draagt bij aan een positieve stemming
-         introduceert inspirerende rolmodellen
-         draagt bij aan het wij-gevoel
-         vormt feedback voor de begeleider
-         draagt bij aan luistervaardigheid

“Flow Learning takes us beyond the intellect, and into the heart where true understanding and appreciation can take place.”
- Michael Smithson, Chief of Resource Education, Olympic National Park

Op zoek naar natuur

Je hoeft niet persé naar een bos of park om de natuur te ontdekken. De natuur is dichterbij dan je denkt! Scharrelkids heeft een handige checklist ontworpen die je mee kunt nemen als je bij jou in de buurt gaat wandelen. Moet je eens zien wat je allemaal tegenkomt! Er staan ook tips op voor leuke activiteiten onderweg.

De checklist vind je hier: checklist natuur voor kids

Kom je onderweg toch een bos of park tegen? Dan kun je ook nog:
- picknicken
- boom klimmen
- dierensporen zoeken
- struinen, jutten, verzamelen
- boompje verwisselen
- eenden lokken met een eendenfluitje (als er een vijver of sloot in de buurt is)
- een geheime hut maken in de struiken
- een blote-voeten-route lopen (wel even checken of het veilig is!)
- een stiltewandeling maken waarbij kids mooie dingen aan elkaar aanwijzen maar niet met elkaar praten (dat doen we naderhand in een kring)
- kettingen maken van madeliefjes, boterbloemen, etc

Meer info/inspiratie?
www.scharrelkids.nl
www.sharingnature.nl
www.sharingnature.com
www.earthgames.nl

Hij is er!!

Na lang wachten is hij dan eindelijk klaar: het pedagogisch kader voor de BSO! De onofficiële versie ligt al een tijdje (gelezen en wel) op mijn bureau en daar was ik al enthousiast over. Maar een écht boek is natuurlijk wel het allermooist. Ik zou bijna zeggen: eindelijk gerechtigheid! 

De BSO is een volwaardige opvangvorm maar toch heb ik vaak het gevoel dat ze minder serieus genomen wordt dan het KDV. De pm'er wordt door buitenstaanders (en zelfs door ouders) niet zelden gezien als een soort 'veredelde oppas'. Ook merk ik dat bijvoorbeeld docenten in het basisonderwijs nog al eens met een wat neerbuigende houding tegenover ons staan. Ik ben absoluut trots op mijn beroep maar toch maken deze dingen me soms onzeker. Volgens mij is dit boek een prima tool om het zelfvertrouwen van de pm'er in de BSO wat op te vijzelen. Daarnaast biedt het natuurlijk een schat aan praktische en inspirerende informatie. Ik hoop dan ook van harte dat iedereen hem zal gaan lezen!


Pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang spelen een belangrijke rol in het leven van de kinderen die gebruikmaken van de opvang. De medewerkers vormen een voorbeeld, vraagbaak en veilige haven na een drukke schooldag. Het 'Pedagogisch kader kindercentra 4-13' jaar biedt pedagogisch medewerkers een overzicht van alle kenmerken van goede en leuke buitenschoolse opvang (BSO). Het Nederlands Jeugdinstituut schreef het pedagogisch kader samen met het Kohnstamm Instituut Amsterdam, in opdracht van Stichting Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK).
Het pedagogisch kader bestaat uit vier onderdelen:

  • Pedagogische kennis: wat hebben kinderen nodig?
  • Pedagogische doelen: wat willen we bereiken?
  • Pedagogische middelen: wat doen we in de buitenschoolse opvang?
  • Profielen: wat doen we in de thematische buitenschoolse opvang?
De eerste twee delen van het boek zijn theoretisch van aard. De praktijkgedeelten 3 en 4 bevatten informatie over de uitvoering.

‘Dit gedegen vervolg op het Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar beschrijft op overtuigende wijze de eigen pedagogische positie van de BSO naast gezin en school. Het is een inspirerend houvast voor de pedagogisch medewerkers.’
- Tineke Linssen  (Voorzitter Landelijk Pedagogenplatform Kindercentra)
 ‘Met het verschijnen van het Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar wordt recht gedaan aan het belangrijke werk van de professionele medewerkers in de BSO.
- Louis Tavecchio, hoogleraar kinderopvang Universiteit van Amsterdam

vrijdag 20 mei 2011

Pratsj!

Tijdens het zoeken naar insecten werd er volop gegraven. Eén van de kinderen had bedacht dat de bodembeestjes naar boven zouden komen als je water op de grond zou gieten. Deze hypothese werd beproefd maar helaas: geen beestjes. Wat er wel ontstond was een kleine modderpoel en dat was ook wel erg interessant. Er ontstond spontaan een nieuwe activiteit: lekker 'pratsjen'!


 







Mierplezier

Het maken van een mierenhuis was een groot succes. Het lijkt wel of kinderen geen genoeg kunnen krijgen van het zoeken naar en bekijken van kriebeldiertjes. Vooral de jongste bso-kinderen zijn superenthousiast. Hoe gaan we dat huis dan maken? Waar halen we de mieren vandaan? Kunnen ze wel ademhalen in het huis? En wat nou als ze geen jam lusten?

Eerst zand in het potje en dan jam erbij.

Dan gaan we op mierenjacht.

De mieren gaan in de pot. Dat is nog best lastig want mieren kunnen snel lopen en sommige rennen weg voordat ze in de pot belanden. Uiteindelijk hebben ze een stuk of 30 mieren gevangen. Zodra de kinderen zien hoe blij de mieren zich op de jam storten, vinden ze het niet zielig. In de deksel prikken we kleine luchtgaatjes. Aan het eind van de dag hebben we de pot in het donker gezet en nu is het afwachten. Hopelijk graven ze een mooi gangenstelsel!

donderdag 19 mei 2011

Pret met een pissebed

"Ik heb er een op m'n arm! Iiieeeehhh!!!"
"Kijk mijn pissebed! Een echte!"

Zo ziet hij eruit als je door de loep kijkt.
"Hallo meneertje pissebed, ik ga een familie voor jou zoeken hoor, één momentje."
"Ik laat mijn tekening aan m'n pissebed zien en dan denkt hij 'Huh? Nog een pissebed!' en dan wil hij met hem spelen maar dat kan helemaal niet! Hahaha!"
"Ok, ik haal nu de deksel eraf... AAAHHHHH!!!"

Zoekt en gij zult vinden

Toen ik dit zag, wilde ik er het liefst metéén naartoe. Een vindselmuseum, hoe verzin je het! Helaas is het voor onze BSO een beetje te ver weg, maar als je in de buurt woont zou ik zeggen: doe er je voordeel mee!

Pippi Langkous heeft altijd wat te doen. Ze is een 'dingenzoeker' en dan 'ben je nooit klaar' aldus Pippi. Je mag alles meenemen wat op de grond ligt: stenen, veren, takken, eikels, papiertjes, schelpen en ga zo maar door. In het Vindselmuseum (Amersfoort) zijn in de eerste plaats heel veel kleine dingen te zien, allemaal vindsels. Er is een bibliotheek met natuurboeken en -gidsen. Je kunt er zoekspelletjes doen, je kunt er tekenen en kleuren, workshops volgen en er zijn echte diertjes te bekijken.


Bezoek ook de website van het museum: Vindselmuseum

Insectenhotel


Omdat de kinderen tijdens de natuurwandeling zo gefascineerd waren door het insectenhotel, zijn we er zelf ook mee aan de slag gegaan. Wij zijn pas net begonnen, maar ter inspiratie hierboven alvast een filmpje over de bijenafdeling van het hotel. Je hebt bijen en bijen. De bijen die je gaat lokken zijn 'solitaire' bijen. Ze leven alleen, en ze steken niet. Bovendien is het hartstikke leuk om met de kinderen een insectenhotel te maken, kijk maar eens naar het volgende fragment:

woensdag 18 mei 2011

Geen verplicht uurtarief voor kinderopvang

De Kinderopvang wordt niet gedwongen ouders per uur te laten betalen, aldus Henk Kamp (VVD). Bedrijven mogen zelf bepalen hoe zij met ouders afrekenen. Kamp vindt dat ouders en bedrijven hier zelf uit moeten komen.

“De ene ouder betaalt liever voor elf uur per dag, om zeker te zijn dat zijn kind altijd kan worden opgevangen. De andere ouder wil liever afrekenen per uur dat zijn kind daadwerkelijk is opgevangen”, aldus Kamp.

Kamp gaat wel met de brancheorganisaties in de kinderopvang praten om ze ervan te overtuigen dat ze zich flexibeler moeten opstellen. Ook wil hij dat ouders niet langer door hoeven te betalen voor buitenschoolse opvang tijdens vakanties.
“Daar moet een nette regeling voor worden getroffen.”

VVD, PVV en CDA hadden gepleit voor een uurtarief in de kinderopvang. Nu worden ouders vaak gedwongen te betalen voor uren dat hun kind helemaal niet werd opgevangen.

Vanaf volgend jaar wordt het aantal uren opvang dat ouders mogen declareren, gekoppeld aan het aantal arbeidsuren van de partner die het minste werkt. Op dit moment is het nog zo dat je als ouder recht hebt op het hele jaar kinderopvangtoeslag, als je kunt aantonen dat je één dag per jaar hebt gewerkt. Het kabinet wil dat vanaf 2012 veranderen. Ook gaat de teruggave voor ouders met de hoogste inkomens (verder) omlaag.
Voor kinderen die op de dagopvang zitten, mag 140 procent van het aantal gewerkte uren worden gedeclareerd (zo wordt bijvoorbeeld ook de reistijd gecompenseerd). Voor kinderen die gebruikmaken van de buitenschoolse opvang, mag 70 procent worden gedeclareerd (omdat het kind een gedeelte van de werkdag op school zit, waarvoor geen opvangkosten betaald hoeven worden).

Bron: nrc

dinsdag 17 mei 2011

Meer kwali-tijd voor ouder en kind

Ouders besteden bijna twee keer zoveel tijd aan hun kinderen als in 1980. Dat is een van de conclusies uit het Gezinsrapport 2011: Een portret van het gezinsleven in Nederland van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), dat dinsdag aan staatssecretaris Marlies Veldhuijzen van Zanten (VWS) wordt gepresenteerd.

Het rapport geeft een beeld van hoe het gesteld is met gezinnen in Nederland en behandelt onderwerpen als gezinsvorming, inkomen en opvoeding. Bijna veertien uur per week steken moeders gemiddeld in het zorgen voor en opvoeden van hun kinderen. Vaders volgen op gepaste afstand met ruim zes uur per week. De meeste ouders ervaren de combinatie van hun werk en de opvoeding als ''druk maar verrijkend'', aldus het rapport. Alleenstaande ouders zeggen echter meer moeite te hebben met opvoeden. Kinderen uit eenoudergezinnen lopen bovendien een groter risico om fysieke en psychische problemen te krijgen, zo staat in het onderzoek.

Het Gezinsrapport rept ook over de financiële gezinssituatie in Nederland. Ruim 6% van de kinderen groeit in relatieve armoede op en komt uit een gezin dat niet genoeg financiële middelen heeft voor basisbehoeften als voedsel en kleding. Dit percentage is hoger dan in 2008 en is gegroeid door de kredietcrisis. Kinderen uit een gezin met een laag inkomen hebben anderhalf tot drie keer zo vaak sociaal-emotionele problemen als leeftijdsgenoten uit gezinnen met een hoger inkomen. Ook in deze categorie hebben ouders vaker problemen met opvoeden dan in andere groepen.

Opvallend is dat 63% van de Nederlanders het afkeurt als een vrouw wel een kind wil, maar geen partner. Drie kwart van de ondervraagden geeft aan dat kinderen het beste in een tweeoudergezin kunnen opgroeien. Slechts 15% vindt dat een kind moet opgroeien in een gezin met gehuwde ouders. Voor het onderzoek zijn bijna 2700 ouders geraadpleegd.

Bron: ANP

zondag 15 mei 2011

Het kind heeft 100 talen

Alle kinderen beschikken over honderd talen om zich uit te drukken. Naast de spreektaal kunnen kinderen zich uiten in klanken, beweging, kleuren, schilderen, bouwen, boetseren en zoveel meer. Ieder kind is vanaf zijn geboorte rijk aan mogelijkheden, krachtig en creatief. Vanuit deze uitgangspunten werken pedagogen en kunstenaars in kindercentra van Reggio Emilia al tientallen jaren dagelijks samen met jonge kinderen in het onderzoeken en het met elkaar uitwisselen van ideeën, gedachten, ervaringen, hypotheses, herinneringen, dromen en theorieën. Malaguzzi was pedagoog en charismatisch en bevlogen idealist. Hij ontmoette in 1945 enkele ouders in Reggio Emilia die zelf een kleuterschool wilden oprichten. Dit werd de basis van waaruit Malaguzzi zijn pedagogische ideeën kon ontwikkelen. Tijdens de bouw van deze school raakte Loris Malaguzzi nauw betrokken bij de school en hij sloot zich uiteindelijk ook aan bij het gemotiveerde en energieke team dat deze school runde. Loris Malaguzzi verdiepte zich in vele pedagogische visies, maar vond er niet één die helemaal aansloot op het onderwijs aan het jonge kind. Geïnspireerd door verschillende visies gecombineerd met zijn eigen ideeën en de praktijk, ontwikkelde hij een eigen pedagogiek, de pedagogiek van Reggio Emilia. In deze pedagogiek ligt de nadruk op: "wat kinderen kunnen en zijn". In 1963 opende Malaguzzi de eerste voorschool in Reggio Emilia. De visie van Malaguzzi is inmiddels decennia lang doorontwikkeld in het voorschoolse onderwijs en wordt in Reggio Emilia nog steeds vernieuwd en gemoderniseerd. Inmiddels werken in Reggio Emilia drieëndertig peuter- en kleuterscholen volgens zijn principe werken. De onderwijsvorm van Reggio Emilia bleef ook na de dood van Malaguzzi in 1994 constant in verandering door verdieping en moderne inspiraties. Malaguzzi schreef dit inspirerende en wereldberoemde gedicht.

Zeker. De honderd is er wél

Het kind bestaat uit honderd
Het kind heeft
honderd talen
honderd handen
honderd gedachten
honderd manieren van denken,
van spelen, van spreken.
Honderd, altijd weer honderd
manieren van luisteren
verwonderen en liefhebben
honderd vreugden
om te zingen en te begrijpen
honderd werelden
om te ontdekken
honderd werelden
om uit te vinden
honderd werelden
om te dromen.
Het kind heeft
honderd talen
(en honderd honderd honderd meer)
Maar ze pakken er negenennegentig af.
De school en de samenleving
scheiden het hoofd van het lichaam.
Zij zeggen tegen het kind:
dat hij zonder handen moet denken
zonder hoofd moet handelen
moet luisteren en niet praten
moet begrijpen zonder vreugde
alleen met Pasen en Kerstmis
mag liefhebben en verwonderen.
Ze zeggen tegen het kind:
ontdek de wereld die er al is
en van de honderd
pakken ze er negenennegentig af.
Ze zeggen tegen het kind
dat werk en spel
realiteit en fantasie
wetenschap en verbeelding
hemel en aarde
verstand en droom
dingen zijn
die niet bij elkaar horen.
En dus vertellen ze het kind
dat de honderd er niet is.
Het kind zegt:
Zeker: de honderd is er wél.

Loris Malaguzzi, pedagoog van Reggio Emilia

SPOREN pedagogiek

In de VVPM-opleiding zijn we momenteel bezig met het onderwerp Reggio Emilia en de Nederlandse stroming die hierop gebaseerd is: SPOREN. Hieronder een stuk achtergrondinformatie.

SPOREN is de afkorting van Stichting Pedagogiek Ontwikkeling Reggio Emilia Nederland en kan ook gezien worden als metafoor van de werkwijze. Deze benadering van voor- en vroegschoolse educatie is geïnspireerd en gebaseerd op de pedagogische filosofie uit Reggio Emilia, maar ontwikkeld in samenwerking met en voor o.a. de Nederlandse kinderopvang. SPOREN is gericht op een brede en samenhangende ontwikkeling van de verschillende competenties waarover kinderen beschikken en gaat uit van de kracht, creativiteit en intelligentie en de hónderd talen van álle kinderen. Het dagelijks kijken en luisteren, het onderzoeken en documenteren vormen de basis van het pedagogisch werk. SPOREN is geen methode maar een integrale pedagogiek met een systematische werkwijze. Alle kinderen, leerkrachten, ouders, buurten en culturen zijn immers verschillend. Het leren kennen, zichtbaar en bespreekbaar maken van deze diversiteit staat bij SPOREN centraal. Door dagelijks te kijken en te luisteren naar de kinderen en door middel van pedagogische documentatie vast te leggen wat zij doen, maken en zeggen, worden de leerprocessen van de kinderen zichtbaar en bespreekbaar. Op basis van deze documentatie wordt een aanbod ontwikkeld dat nauw aansluit bij de vragen en ideeën van de kinderen, de ouders en de begeleiders in de groep. 
Sporen is ontwikkeld als integrale pedagogische benadering van alle kinderen in de leeftijd van 0 tot 7 jaar in kinderopvang, peuterspeelzalen en de eerste twee groepen van het basisonderwijs.
  • Uit onderzoek blijkt dat cognitieve en taalachterstanden effectiever worden bestreden door een integrale benadering van ontwikkeling; cognitieve, sociaal-emotionele en andere aspecten zijn van invloed op elkaar.
  • Een actieve betrokkenheid van ouders zorgt voor een goede aansluiting tussen school en gezin; de continuïteit tussen beide milieus biedt veiligheid en herkenning, wat een positieve invloed heeft op de ontwikkeling van de kinderen. Voor Sporen is de betrokkenheid van ouders essentieel. De werkwijze biedt hieraan dagelijks actief aandacht.
  • Aandacht voor communicatie, ook in andere talen dan de gesproken taal, blijkt voor kinderen met een andere moedertaal enorm goed te werken. Het kindercentrum of de school wordt vanaf het eerste begin een plek waar het belangrijk gevonden wordt wat je te vertellen hebt, door tekeningen, spel, geluid, bouwwerken en ook de gesproken taal. De motivatie om te communiceren is zo groot dat de gesproken en later de geschreven taaluitingen zich als vanzelf aandienen.

De basis van de pedagogische benadering van SPOREN is een krachtig kindbeeld. Kinderen zijn competent. Zij zijn nieuwsgierig en leergierig. Vanaf hun geboorte zijn zij uit op communicatie. Kennisopbouw begint bij motivatie. Verdieping van het leren begint bij de intrinsieke motivatie van de kinderen; aanknopingspunt voor leerprocessen is steeds datgene wat de kinderen bezighoudt en interesseert.

De kern van de werkwijze is de pedagogische documentatie. Deze maakt de leerprocessen van de kinderen zichtbaar en daardoor bespreekbaar voor de leidsters, maar ook voor de kinderen én voor hun ouders. De leidsters zijn de onderzoekers en documentalisten van het educatieproces. Zij leggen de verschillende stappen in de leerprocessen vast in beeld en op schrift, hiervoor maken zij gebruik van speciaal ontwikkelde instrumenten. Door de kinderen dit materiaal terug te geven, wordt reflectie op de eigen leerprocessen mogelijk. De pedagogische documentatie is het startpunt, het werkmateriaal en het middel om de leerprocessen van de kinderen te verdiepen en op een complexer niveau te brengen.

Kinderen leren het meest van elkaar; zij zijn elkaars eerste pedagoog. De grote ontwikkelingstaak van jonge kinderen is het bouwen aan een eigen identiteit. Dat doen zij in wisselwerking met andere kinderen, met volwassenen en met de wereld om hen heen. Daarom is er veel aandacht voor het werken, spelen, leren in kleine groepjes. Kinderen ontwikkelen zich in en door communicatie, zij leren door het uiten en het uitwisselen van ideeën, gedachten en gevoelens en het gezamenlijke proces van betekenis geven. Kinderen kunnen zich in potentie uitdrukken op honderd manieren, in honderd talen: dans, muziek, drama, klei, op papier, et cetera. Elke taal heeft zijn eigen zeggingskracht en mogelijkheden. De stimulering van deze talen naast de gesproken en geschreven taal verrijkt de mogelijkheden tot communicatie en uitwisseling, tot leren. Het ontwikkelen van deze talen wordt daarom gezien als middel om te leren en heeft niet als doel kunstdisciplines te beoefenen.

De volwassenen zijn de tweede pedagoog. In de groep wordt (ten minste een deel van de tijd) een tweede leidster ingezet. In de ideale situatie is dit iemand met een kunstzinnige achtergrond. De leidsters dragen niet primair kennis over maar zetten hun kennis en ervaring in ten dienste van de ontwikkeling van de kinderen. De pedagogische documentatie vormt hierbij een onmisbaar hulpmiddel. Op basis van de pedagogische documentatie reflecteren de leidsters gezamenlijk op de leerprocessen van de kinderen en bedenken zij nieuwe plannen en impulsen. Deze plannen sluiten altijd aan bij de vragen en ideeën van de kinderen zelf. De leidsters formuleren hypothesen over de achtergronden van de vragen en ideeën om deze in een meer algemeen kader te kunnen plaatsen, om op een abstracter niveau daaruit principes te distilleren die in andere contexten kunnen worden vorm gegeven. Zo worden openingen gecreëerd voor diepgaander, complexer leren. Dat kan de vorm krijgen van een ‘project’ rond een onderwerp.

De ruimte en de aangeboden materialen hebben een eigen pedagogische waarde. Zij zijn als het ware de derde pedagoog. Zo correspondeert de indeling van de ruimte met verschillende ontwikkelingsdomeinen, en zijn er verschillende hoeken ingericht. De inrichting van de ruimte en het aanbod van materialen worden afgestemd op de onderwerpen die de kinderen bezighouden en zijn zodoende steeds in ontwikkeling. De materialen nodigen uit tot spelen, maken en leren. Kinderen leren het materiaal waarmee zij werken en elkaars producten te waarderen en te respecteren. De pedagogische documentatie heeft een eigen, vaste plek in de ruimte. Zo vertelt de inrichting van de groepsruimte wie er werken, spelen en leren.

Door het zorgvuldig kijken en luisteren naar de kinderen wordt duidelijk welke onderwerpen de kinderen bezighouden. Het betreft bijna altijd de interesses van groepjes kinderen, zelden van de hele groep. Er spelen dus voortdurend verschillende kleine of grote onderwerpen naast elkaar. Soms duren deze een week, soms maanden. Het betreft zowel heel concrete onderwerpen, zoals de vogels in de tuin, als meer abstracte onderwerpen als drijven en zinken. De leidsters volgen de onderwerpen waar de kinderen mee bezig zijn en verdiepen deze door het maken van pedagogische documentatie en het geven van materialen en nieuwe impulsen. Per dag maken de leidsters een nieuw plannen om met kinderen rond een onderwerp te werken, spelen, leren. Op basis van de dagelijkse pedagogische documentatie worden vervolgens nieuwe plannen voor de volgende dag gemaakt. Intussen blijft men open staan voor de concrete situaties in de groepen. Plannen worden bijgesteld. Zo kan een onderwerp gaandeweg verbreed en verdiept worden, zonder dat van te voren vast staat hoe rond het onderwerp gewerkt wordt. Op deze wijze schrijdt het curriculum voort.

Behalve maatschappelijk ontwikkelingen, dwingen ook moderne pedagogische en ontwikkelingspsychologische inzichten tot vernieuwing van opvoeding. De Reggio-benadering en zo ook SPOREN is gebaseerd op theorieën van diverse ontwikkelingspsychologen en pedagogen zoals Gardner, Piaget, Freinet, Vygotsky. Ook postmoderne cultuur- en kennistheorieën, inzichten uit de moderne neuropsychologie en van bijvoorbeeld kunsthistorici, dichters, auteurs en architecten vormen een inspiratiebron. In deze theorieën worden opvoeding en ontwikkeling opgevat als transactionele processen, waarin kinderen actief participeren. Kinderen geven zelf mede vorm aan hun eigen ontwikkeling en opvoeding, ook (zeer) jonge kinderen. Het concept van overdracht van vaststaande kennis is daarmee achterhaald. Dat geldt ook voor het traditionele denken over ontwikkeling als een lineair proces. Ontwikkeling wordt veeleer opgevat als een proces van sprongsgewijze veranderingen, van hollen, stilstaan en teruggrijpen, dat bovendien wordt beïnvloedt door een veelheid van factoren. Ten slotte wordt ontwikkeling beschouwd als motor en resultaat van intrapsychische dynamiek. Zo is cognitieve ontwikkeling bijvoorbeeld gebaat bij een evenwichtige sociale en emotionele ontwikkeling en bij de ontwikkeling van onder meer fantasie en motoriek. Overeenkomstig deze concepten veranderen het kindbeeld en het leerconcept. Kinderen worden gezien als actief, sociaal en competent. Jonge kinderen bouwen eigen theorieën op, zij abstraheren, reflecteren, stellen hypothesen op en onderzoeken en verifiëren die, zij zoeken actief naar betekenissen en verlenen betekenis. Jonge kinderen zijn in potentie in staat om zich uit te drukken op velerlei wijzen en te communiceren over hun ideeën, gedachten en gevoelens. Dit krachtige kindbeeld is het fundament waarop de Reggio-benadering en in het verlengde daarvan ook SPOREN, worden opgebouwd. De theorieën en verhalen die de kinderen in samenwerking vormen en de processen waarin zij dit doen, zijn belangrijker dan het aanleren van reeds geverifieerde volwassen kennis. SPOREN stimuleert de kinderen om samen vragen te onderzoeken om weer tot nieuwe vragen te komen.
Bron & meer informatie: www.pedagogiekontwikkeling.nl 

donderdag 12 mei 2011

Moeder- en Vaderdagstress?


Moeder- en Vaderdag. Roepen die woorden bij jou ook enige spanning op? Wat zullen we dit jaar eens maken met de kinderen? Hoe krijgen we binnen korte tijd het productiewerk rond? Hoe krijgen we de kinderen die niet willen zo ver dat ze ook iets in elkaar fröbelen? Wat doen we met speciale verzoeken van ouders (willen jullie ook iets voor de stiefmama maken, willen jullie het een week eerder meegeven want we gaan op vakantie)?

Dicky Pronk (directeur van Radius) kwam afgelopen woensdag met een goede, bruikbare tip. Maak voor elk kind een map of doos en verzamel hier door het jaar heen allerlei werkjes in. Als het bijna moeder- of Vaderdag is, leg je aan het kind uit dat het gebruikelijk is om mama of papa op die dag een cadeautje te geven. Ze mogen dan zelf iets uit hun collectie kiezen om in te pakken en cadeau te doen.

De volgende vraag was: hoe doe je dit met baby’s? Die kunnen nog niet knutselen en tekenen. Wel, daar hebben we de camera voor. Welke ouder is er nu niet blij met een portret van het eigen kind? Een sprekende blik, een activiteit waar de baby plezier in heeft, een lekkere kliederfoto tijdens het eten… Deze foto’s kun je ook gewoon door het jaar heen maken zodat je niet op het allerlaatste moment aan de slag hoeft.

Voor iedereen die het even helemaal heeft gehad met obsessief macaroni-rijgen, hoge snelheidsorigami en ander lopende bandwerk is dit een geweldig, stressvrij alternatief.

donderdag 5 mei 2011

woensdag 4 mei 2011

Scharrelkids

Natuur is erg belangrijk voor kinderen. Onderzoek toont aan dat kinderen die buiten zijn geweest, zich daarna beter kunnen concentreren en dus beter presteren. Daarnaast vertonen de kinderen meer creativiteit en samenwerking op natuurlijke speelplaatsen. Een ander voordeel is dat stress, agressie en depressiviteit minderen. Ook de zintuigen worden gestimuleerd en doordat de kinderen op pad gaan in de natuur wordt overgewicht bestreden. Daarom ontwikkelt en initieert IVN Consulentschap Brabant projecten voor Jeugd & Jongeren tussen de zes en achttien jaar. Wij gingen met de bso een middag de Limburgse natuur verkennen.


"Wat staat daar voor een gek huisje?" vroegen de kinderen zich af. Ze waren onmiddellijk gefascineerd door een vreemd bouwwerk dat bestond uit stenen met gaatjes erin, blikken vol bamboe, boomstronken, stro en een houten hutje. "Dat is nu een insectenhotel" legde Goswien, onze natuurgids, uit. Er leven allerlei beestjes in, voornamelijk insecten maar soms ook vleermuizen.

 

Onderweg werd van alles verzameld. De kinderen zochten bijvoorbeeld verschillende bladeren waarvan ze moesten proberen de naam te onthouden. Aan het eind van de wandeling zouden we kijken wie de meeste bladeren kon herkennen. Ook leerden de kinderen over sapstromen die je in sommige bomen kunt horen. Dat bleek zonder stethoscoop toch vrij lastig voor de ongeoefende kinderoortjes.

   

Ook vonden de kinderen onderweg een heleboel beestjes: kevers, torren, spinnen, vlinders, miljoenpoten, pissebedden en zelfs een dode kikker. Alle beestjes werden zorgvuldig in potjes gestopt om ze goed te kunnen bestuderen. Op een speciale insectenkaart kon worden opgezocht met welke beestjes we hier te maken hadden. Met lepels zochten we voorzichtig in de bosgrond naar meer beestjes en ontdekten al doende nog  veel meer in de grond, zoals schimmeldraden van zwammen die dwars door hout heen blijken te kunnen groeien.

  

Na bijna twee uur wandelen, wilde de jonge woudlopers wel even iets eten en drinken. We vonden een loopbruggetje over een prachtig moerasgebied waar we de benen even lieten rusten.

  

Dit was de dikste boom van het bos, de kinderen moesten raden hoe dik hij was en maakten er een kring omheen om het gokken wat makkelijker te maken. Daarna kregen ze een meetlint om de werkelijke omtrek op te meten. Er moest natuurlijk ook even geklauterd worden en we hebben vogelpoep bestudeerd, ieww!



Uiteindelijk kwamen we uit bij een meer dat een enorme aantrekkingskracht op de kids bleek te hebben. Ze renden onmiddellijk naar het water en hadden binnen no time in de gaten dat er heel veel kikkervisjes in het water zaten. Die moesten uiteraard ook bestudeerd worden en het vissen kon beginnen.
 
   
 
Behalve kikkervisjes vonden de kinderen ook een bootsmannetje, libelles en een kreeftenkop...
 
  
 
 
Het was een superdag en de kids vonden het jammer dat de wandeling alweer voorbij was. Met pijn in het hart lieten ze de gevangen beestjes weer vrij in de natuur en lieten ons beloven dat ze op de bso in de tuin ook naar beestjes mochten zoeken. Of misschien wel zo'n sjiek hotel mochten bouwen...