Welkom op mijn weblog waar kind en opvoeder centraal staan. Hier vind je informatie en tips op het gebied van opvoeding en kinderopvang, verhalen en informatie over de dagelijkse praktijk van de pedagogisch medewerker, nieuwtjes, grappige kinderuitspraken en anekdotes en heel veel beeldmateriaal van activiteiten en uitstapjes. Op deze manier probeer ik mijn beroep in beeld te brengen, andere opvoeders te inspireren en zelf actief bezig te zijn met mijn passie voor pedagogiek. Zelf ben ik vakvolwassen pedagogisch medewerker op de BSO. Veel lees- en kijkplezier en laat gerust een berichtje achter!


- Wendy Hoogeveen


vrijdag 24 december 2010

Workshop bonbons maken

1: chocolade smelten, 2: cupjes vullen, 3: decoreren


4: een kliederboel is onvermijdelijk, 5: verplicht onderdeel is dan ook vingers aflikken
 
6: bonbons in de koelkast zetten, 7: lange vingers in de overgebleven chocolade dippen

 
8: mooi inpakken en een kaartje eraan binden, 9: tadaaaa!

donderdag 23 december 2010

Winterwonderwandeling

De meeste kinderen zijn wel te porren voor een potje sneeuwballen gooien. Andere kinderen doen fanatiek mee aan een wedstrijd sneeuwpoppen maken. De echte bikkels heb ik vandaag meegenomen naar het bos. Een flinke wandeling door de sneeuw dus goed inpakken! Wie geen wanten had, hoefde niet te treuren: genoeg reserve-sokken die je handen ook lekker warm houden. De kinderen vonden het wel spannend om op 'expeditie' te gaan en noemden zichzelf de sneeuwpiraten. "Aaarrrr" klonk het door het bos. "Aan de kant landrotten!" riep één van de jongens in zijn enthousiasme tegen een echtpaar dat een hondje uitliet. Een omgevallen boom deed dienst als piratenschip. Grote takken stelden de masten voor.

 
 
   

   

woensdag 22 december 2010

Right back at ya!

Twee kleuters spelen samen met de dinosaurussen. Ineens moet de ene kleuter niezen en doet dit vol overgave recht in het gezicht van de andere kleuter.
“Gezondheid” zeg ik “en wil je als je weer moet niezen je hand voor je mond houden?”
“Waarom?” vraagt de kleuter.
“Nou, omdat andere mensen anders ook gaan niezen.”
“Waarom?” vraagt de kleuter.
“Omdat je door te niezen de niesbacteriën aan iemand anders geeft.”
“Oh…” antwoordt de kleuter “samen spelen, samen delen, toch?”





Het blijft toch een tricky beroep. Er komt altijd weer een moment dat de pedagogische normen zich tegen je keren. Maar dat houdt je scherp, zal ik dan maar denken.

dinsdag 21 december 2010

Kriebeldiertjes

Je vindt op je werk een pissebed in de wasbak, wat doe je?
a)      Je spoelt dat vieze ding snel door het putje
b)      Je rent gillend weg van het enge monster
c)      Je roept de kinderen erbij en maakt het beestje middelpunt van een activiteit

Ik ging voor optie c. Drie nieuwsgierige kinderkopjes bogen zich over de wasbak en stelden samen vast dat we hier te maken hadden met een pissebed. Ook concludeerden ze dat het beestje daar niet kon blijven zitten aangezien de kinderen die nog moesten eten hun handen moesten wassen. De volgende vragen waren: wie haalt de pissebed weg en waar gaat ‘ie naartoe?


Een dappere knul spoorde de pissebed aan er de pas in te zetten zodat hij op een papiertje zou lopen. De pissebed luisterde niet. Dit kon twee dingen betekenen: óf hij was stout, óf hij had geen oren. Het jongetje liet het er niet bij zitten en duwde de pissebed zachtjes vooruit. Daar was de pissebed niet van gediend. Hij rolde zich op, tot grote verrassing van het jongetje. Hij besloot de opgerolde pissebed op zijn hand te zetten en probeerde hem weer uitgerold te krijgen door te blazen, duwen en dingen te roepen als “doe es normaal joh”. Het duurde even maar uiteindelijk lukte het en wandelde het diertje langzaam het inmiddels nat geworden stuk papier op.

“En nu?” vroeg ik de drie jongens. “Kapot stampen!” riep de oudste, waarop de twee jongere onmiddellijk protesteerden: “Dat is zielig!”. De optie ‘in een potje stoppen’ werd ook afgekeurd want, zo wist één van de jongsten, diertjes horen in de natuur. De pissebed werd dus met papier en al naar buiten gebracht. Met hun neuzen tegen het raam gedrukt hielden de jongens de pissebed in de gaten. Het beestje bleef doodstil zitten.

“Wat weten jullie eigenlijk van de pissebed?” vroeg ik. “Het is een insect!” riepen de jongens in koor. “Ja, want hij heeft zes poten!” voegde de oudste eraan toe. Ik pakte er een insectengids voor kinderen bij en liet hen de pissebed opzoeken. De oudste las voor: “een pissebed heeft 14 pootjes…”. Mijn beurt om verrast te zijn; dat wist ik niet. “…het is een nachtdier…” Weer wat geleerd! “…hij eet graag rottend hout of vochtig karton”. De oudste keek me aan alsof hij de jongere versie van Midas Dekkers was: “Aha! Daarom blijft hij natuurlijk op dat natte stuk papier zitten! Hij wacht tot hij honger heeft en dan eet hij het op!”

Terwijl de jongste twee nog met hun neuzen tegen het raam geplakt zaten, raakte de oudste meer en meer gefascineerd door wat je allemaal over een pissebed te weten kunt komen. “Waarom heet hij eigenlijk pissebed? Plast hij nog in bed?” vroeg hij lachend. Daar gaf het boekje geen antwoord op maar gelukkig kon ik hem daar zelf wel wat over vertellen. Heel lang geleden dachten mensen dat ze kinderen die in bed plasten, konden genezen door een pissebed in stukjes te hakken en deze door de kinderen op te laten drinken met wat water. De jongen trok eerst een heel vies gezicht, toen keek hij me aan en zei vastbesloten: “jij bent gek”.

Die conclusie trekken kinderen op de een of andere manier wel vaker maar ik zie het maar als compliment. Gelukkig zijn de bso-kinderen geen psychiaters, anders zat ik nu vast en zeker opgesloten in een gesticht.

maandag 20 december 2010

A la Solter...


In het kader van de Solter-studie (:

Een lekker potje janken

In het kader van de opleiding VVPM die ik volg, heb ik een boek gelezen van Aletha Solter: ‘De taal van huilen’. Toen ik het uithad, was er een wereld voor me opengegaan. Haar visie klinkt zo simpel en vanzelfsprekend dat ik me afvraag waarom ik het zelf niet verzonnen heb. Dat komt waarschijnlijk door het feit dat het huilen van kinderen bij mij allerlei gedachten en emoties oproept waardoor het logisch redeneren even op een laag pitje gaat.

Aletha Solter
Wat kun je zoal voelen wanneer een kind huilt? Medelijden, machteloosheid, ergernis, frustratie, boosheid, liefde. Deze gevoelens, of je je er nu van bewust bent of niet, kunnen je reactie op het huilen van het kind beïnvloeden. Daarnaast zijn er externe factoren van invloed op je reactie. Het moment waarop het kind huilt (heb je tijd om het kind aandacht te geven?), de manier waarop het kind huilt (krijsend of juist zacht snikkend), de vermoedelijke reden van het huilen (heeft het kind bijvoorbeeld pijn, voelt het zich gekwetst of huilt het schijnbaar zonder reden?).

Solter noemt in haar boek veelvoorkomende reacties van volwassenen op het huilen van jonge kinderen, zoals afleiden, straffen, wegwuiven, iets in de mond stoppen of zeggen dat het moet ophouden met huilen. Het belang van huilen wordt volgens haar vaak niet onderkend.

Waarom huilen kinderen dan? Het is een manier om behoeften of ongemak kenbaar te maken. Solter noemt huilen ook een ‘stressontladingsmechanisme’ en beweert dat kinderen huilen om spanning te verwerken. Die spanningen kunnen onderverdeeld worden in:
  • Actief door anderen gekwetst worden (zoals geweld, dwang, bedreiging, belediging, afwijzing, racisme, seksisme)
  • Passief gekwetst worden (zoals verwaarlozing)
  • Door omstandigheden gekwetst worden (zoals geboortetrauma, ziekte of letsel, overprikkeling, grote veranderingen, problematische gezinssituatie, natuurrampen)
Huilen is volgens Solter een toestand van lichamelijke inspanning gevolgd door diepe ontspanning, met andere woorden: een effectieve manier om stress te ontladen, een natuurlijk herstelproces.

 

Volwassenen interpreteren de tranen van kinderen regelmatig verkeerd. Een kind kan in tranen uitbarsten en vreselijk tekeer gaan om iets (in onze ogen) totaal onbenulligs. Maar weten we wat hier achter zit? Misschien was dit de druppel die zijn emmertje deed overlopen. Soms, zegt Solter, is de behoefte aan huilen zo groot dat het kind actief op zoek gaat naar een aanleiding. Trek voor de grap eens een parallel naar jezelf. Ben je wel eens uitgeflipt tegen je partner omdat die, ik noem maar iets, een lege wc-rol heeft laten hangen? Was dit echt zo erg of was dit een ontlading na een reeks tegenslagen die dag?

Wat kun je doen als een kind huilt? Ten eerste neem je (indien mogelijk) de bron van de spanning weg. Geef het kind bewuste aandacht en accepteer dat het huilt. Erken de emoties van het kind. Laat een huilend kind nooit alleen maar bied het kind emotionele steun en veiligheid. Laat het kind huilen zolang het hier behoefte aan heeft. Het is belangrijk dat een kind zich nooit bestraft voelt als het huilt, hierdoor kan het schaamte of angst voor de eigen emoties ontwikkelen. Zo zal het kind leren zijn natuurlijke herstelmechanisme te onderdrukken en wordt het heel moeilijk om zijn psychische en lichamelijke balans te hervinden. Wat de stress ook heeft veroorzaakt, een kind voelt zich pas beter wanneer het net zoveel heeft kunnen huilen en tekeergaan als het nodig heeft.

Ten slotte ter overweging nog deze uitspraak van Solter: “Kinderen hebben vaak het meest behoefte aan liefde en aandacht op momenten dat hun gedrag daar het minst aanleiding toe geeft.”

Lees meer over de taal van huilen: hier.

zondag 19 december 2010

Het sneeuwt!

Ik heb wegens een vrije dag geen kinderen in de buurt, maar dat weerhoudt me er niet van om naar buiten te gaan en iets winters te creëren. Ik heb geen excuus nodig. Tijd om het kind in mezelf weer eens lekker los te laten gaan!

Voilá  (:

vrijdag 17 december 2010

'Hummingbird parents'

Zelfs al zijn veel ouderlijke angsten gebaseerd op media hypes, ouderlijke angsten zijn echt. Toch moeten we er als opvoeders voor zorgen dat kinderen zoveel en zo onafhankelijk mogelijk in de vrije natuur kunnen spelen. Sommige ouders sporen hun kind hiertoe aan maar de meeste ouders zijn hier terughoudend in. Richard Louv (voorvechter van het recht van het kind op natuur) presenteert een aantal manieren om ouders met hun angst om te leren gaan, risico’s te beperken en hun kinderen toch buiten in de natuur te laten spelen.

  1. Neem je kind mee naar buiten. Als je wilt dat je kind de natuur ervaart, zul je als opvoeder een proactieve houding aan moeten nemen. Maak boswandelingen, leg samen een moestuin aan, ga vissen, picknicken, klimmen, paddenstoelen zoeken, bramen plukken, etc. Ga ook eens te voet ergens naartoe in plaats van overal de auto voor te pakken. Geef het goede voorbeeld en laat zien hoe leuk het is om buiten in de natuur bezig te zijn.
  2. Wees een ‘hummingbird parent’. Blijf fysiek op een afstandje (als een kolibrie bij haar jongen) en laat kinderen zelf ontdekken. Wees tegelijkertijd alert wanneer de veiligheid van het kind echt gevaar loopt (iets dat niet zo vaak voorkomt). Geef het kind de ruimte om zelfstandig in de natuur te spelen.
  3. Leer je kind uit te kijken voor bepaald gedrag van andere mensen. “Pas op voor vreemden” is voor een kind nogal vaag. Wees concreet  en leg uit welk gedrag en welke situaties een kind zo snel mogelijk uit de weg moet gaan (“ga niet mee met mensen die je niet kent”, “neem geen snoep aan van mensen die je niet kent”, etc).
  4. Moedig kinderen aan om samen met andere kinderen in de natuur te spelen en zorg ervoor dat het kind hier tijd voor heeft. Kinderen hebben tegenwoordig hele drukke programma’s. Ze gaan naar school, zitten op zwemles of muziekles, zijn lid van andere sport- of vrijetijdsverenigingen en moeten ook nog huiswerk maken.
  5. Word lid van een natuur- of wandelvereniging voor het hele gezin of laat je kind lid worden van een scoutingvereniging.
  6. Wees goed geïnformeerd over veiligheids- en gezondheidsrisico’s. Verken eerst zelf de omgeving voordat je je kind er zelfstandig laat spelen (is er water in de buurt of een gevaarlijke verkeerssituatie, liggen er geen gevaarlijke objecten zoals injectienaalden of glasscherven?). Lees over bescherming tegen teken. Zorg dat je een gifwijzer en een EHBO-doos hebt.
  7. Weersta de drang om het leerproces van je kind te verstoren door steeds preventief in te grijpen. Bedenk eerst of dit wel écht nodig is.

Liggen de angsten van ouders soms tegen het irrationele aan? Natuurlijk! Maar niemand heeft gezegd dat opvoeden een puur rationele bezigheid is. Als dat zo was, zouden wetenschappers onze kinderen opvoeden. In laboratoria. Zeker in deze tijd van in opspraak geraakte begeleiders, docenten en andere jeugdwerkers die kinderen op z’n zachtst gezegd oneervol behandeld hebben, zullen veel ouders hun hart vasthouden. Het is volkomen logisch dat ouders hun kind niet zonder toezicht willen laten. Dat hoeft ook niet!

Ja, er zijn risico’s (hoewel lang niet zoveel als de media ons willen doen geloven), maar er zijn ook grote fysieke, psychologische en zelfs spirituele risico’s verbonden aan het uit voorzorg binnen houden van kinderen. In plaats van toe te geven aan angst, moeten we kinderen de vrijheid geven die ze verdienen, al zul je daar als ouder misschien wel wat extra moeite voor moeten doen. Zijn ouders die hun kind deze vrijheid geven slechte ouders? Nee. Zouden opvoeders een stapje terug moeten zetten in hun controledrang en hun kinderen aanvaardbare risico’s laten nemen? Ja!

woensdag 15 december 2010

Een lintje voor 'onze' Serv!

Serv Vinders (Childcare International) is geridderd! Onze Berlijngids heeft op het Jaarcongres van het Waarborgfonds een lintje gekregen voor al zijn waardevolle inspanningen ten bate van de kinderopvang.
Drijvende kracht achter het lintje voor Serv Vinders is Maria Jongsma van Vyvoj. Namens het CMK-fonds  heeft ze de procedure in werking gezet. 'We waren twee jaar geleden met een groep op reis in Zweden, Stockholm. Daar hebben we met elkaar een onderscheiding in elkaar geknutseld en hem aangeboden. Deze man heeft zoveel goeds gedaan voor de sector, maar hij blijft altijd achter de coulissen en is heel bescheiden. Het lijkt me meer dan terecht dat hij nu eens in het zonnetje wordt gezet.' In aanwezigheid van een groot aantal kopstukken van de Nederlandse kinderopvang en zijn familie, kreeg de nietsvermoedende Serv zijn lintje opgespeld. 
 
Dubbel en dwars verdiend wat mij betreft. Serv, gefeliciteerd!

woensdag 8 december 2010

Emmi Pikler

In de VVPM-opleiding besteden we aandacht aan verschillende pedagogen. Om jullie een graantje mee te laten pikken zal ik af en toe een samenvatting geven van wat ik heb opgestoken over deze mensen. Te beginnen met Emmi Pikler (1902 – 1984).

Leven en werk
Emmi Pikler, geboren in Wenen, was oorspronkelijk opgeleid tot kinderarts. Toen ze een dochter kreeg, besloot ze haar op geen enkele manier in haar ontwikkeling te forceren. Met respect voor het eigen ritme gaf ze haar dochter alle vrijheid om zelf initiatief tot spel en beweging te nemen. Piklers overtuiging was: een kind dat in zijn eigen tempo mag leren en onderzoeken, leert beter zitten, staan, spreken en denken dan een kind dat gestimuleerd of geholpen wordt. Vanuit deze overtuiging heeft Pikler tien jaar lang ouders ondersteund in de opvoeding van hun kinderen. Na de Tweede Wereldoorlog werd ze hoofd van kindertehuis Lóczy in Boedapest. Ze organiseerde het kindertehuis naar haar eigen methode en deed longitudinaal onderzoek naar de psychomotorische ontwikkeling van de baby’s en peuters die er opgroeiden. Twee belangrijke pijlers binnen haar visie zijn vrije bewegingsontwikkeling en respectvolle verzorging.

Vrije bewegingsontwikkeling
-         Aanbieden van een veilige omgeving waarin het kind uit eigen initiatief actief kan bewegen, bewegingsruimte die iets groter is dan hij nodigt heeft, speelgoed dat zijn onderzoeksdrang bevredigt.
-         Niet onnodig ingrijpen in de activiteiten van het kind, hem niet helpen of stimuleren, hem niet in posities brengen waar hij zelf (nog) niet in of uit kan komen, aandacht geven op afstand.
-         Respect voor het eigen tempo en ritme van het kind en voor zijn eigen, spontane initiatieven.
-         Zinvolle organisatie van het leven van het kind: er is een tijd voor rust, voor contact met de verzorgster en voor vrije beweging.

Grove motoriek
De kinderen in Lóczy zijn continu, individueel en door vaste waarneemsters geobserveerd in hun bewegingsontwikkeling vanaf het moment dat ze voor het eerst draaiden tot het moment dat ze voor het eerst los gingen lopen. Het lukte alle baby’s zelfstandig vanuit de rugligging tot staan en lopen te komen. In de observaties werden tientallen niet eerder beschreven posities en bewegingen vastgelegd die Pikler ‘overgangsposities’ noemde. Deze posities kwamen bij alle kinderen voor en bijna altijd in dezelfde volgorde. De overgangsposities hebben een oefenfunctie: de spieren worden stapsgewijs geoefend en bereiden het kind voor op de volgende ontwikkelingsfase. Ook krijgt het kind een steeds bewuster besef van zijn lichaam, wat de basis vormt voor de ontwikkeling van eigenwaarde. De aangeboren bewegingsdrang wordt duidelijk door het voortdurend veranderen van houding. Baby’s die beginnen te kruipen ontwikkelen snel de drang tot klimmen. Bied de eerste mogelijkheid tot klimmen dicht bij de grond aan zodat het kind ook kan leren vallen en (her)vinden van zijn balans. Later kun je hogere klimobjecten aanbieden zodat het kind zijn vaardigheden kan vergroten en gevoel ontwikkelt voor zijn eigen mogelijkheden en grenzen.

Fijne motoriek
Rond de tiende week ontdekt het kind zijn handen en speelt hier veelvuldig mee. Vanaf de derde maand probeert hij voorwerpen vast te pakken maar de activiteit met de handen blijft belangrijker dan het voorwerp zelf. Vanaf de zesde maand worden de mogelijkheden die een voorwerp biedt interessant. Bied eerst lichte voorwerpen aan, zoals een zakdoek, en later iets groter en zwaarder materiaal zoals bakjes, doosjes of bekers in verschillende maten, materialen en vormen. Aan het eind van het eerste jaar kan het kind aandacht hebben voor meerdere voorwerpen tegelijk en onderzoekt het hoe het de voorwerpen kan combineren. De baby laat intense aandacht voor het voorwerp zien. Uit de gezichtsuitdrukkingen van het kind blijkt dat het voorwerp emoties kan oproepen. De handactiviteiten worden gezien als ‘lichamelijk denken’.

Respectvolle verzorging
Verzorgingsmomenten zijn uitermate geschikt om elkaar beter te leren kennen en écht samen te zijn. De volwassene past zich aan aan het tempo van het kind zodat hij zich kan instellen op de handelingen en mee kan doen aan het samenspel. Zo leert het dat hij invloed kan uitoefenen op situaties waaraan hij deelneemt als basis voor de eerste sociale contacten. De verzorging gebeurt met liefdevolle aandacht en zorgvuldigheid. De baby wordt niet gezien als een bundeltje hulpeloosheid. Zijn competenties (zoals contact maken, behoeften aangeven), hoe pril ook, verdienen respect. De handen van volwassenen zijn belangrijk voor baby’s; ze vormen een belangrijk middel tot contact met de wereld. De handen raken hem aan, tillen hem op, wassen, voeden en kleden hem. De baby leert van zachte, tactvolle bewegingen wat aandacht en belangstelling betekenen.

Dialoog
Pikler adviseerde ouders vanaf het begin met hun kind te praten en het bij de naam te noemen. Hierdoor gaat de ouder langzamer en bewuster om met het kind, die snelle impulsen nog niet aankan. Tussen de aankondiging van wat er gaat gebeuren en de handeling zelf moet daarom altijd een kort moment van rust zijn. De ouderlijke stem heeft een rustgevende invloed op het kind. Hoewel het de woorden nog niet begrijpt, kan het kind de intentie wel voelen. De volwassene antwoordt met gebaren steeds op de reacties van het kind. Oogcontact zal een steeds grotere rol gaan spelen. Door op deze manier een kind te verzorgen, voorzie je niet alleen in de behoeften van het kind maar bied je hem ook een sociale ervaring.

Meer informatie: Emmi Pikler Stichting

zaterdag 4 december 2010

Pm'ers op stagereis naar Berlijn

Leontine Diemel (projectcoördinator internationalisering) heeft op de website van Triodus verslag gelegd van de studiereis naar Berlijn waaraan ik heb deelgenomen.

Meer informatie over de binnen- en buitenruimten in Berlijn vind je hier.
Meer informatie over omgaan met taal in de Berlijnse kinderopvang vind je hier.
Meer informatie over het Berliner Bildungsprogramm vind je hier.
Meer informatie over de opleiding van pm'ers in Berlijn vind je hier.


Lees het hele verslag via deze link: pm'ers op stagereis naar Berlijn.

Zelf hebben we (heel kort!!) onze reis naar Berlijn mogen beschrijven voor het vakblad Kinderopvang. Dit beknopte dagboek is te lezen in het decembernummer maar ook online te vinden op de website van kinderopvangtotaal. klik hier om het te lezen!

vrijdag 3 december 2010

Kinderopvanggrondlegger Liesbeth Pot overleden

Liesbeth Pot, die wordt gezien als één van de grondleggers van kinderopvang in Nederland, is overleden. Zij stond aan de wieg van de Anti-Autoritaire Kresj en introduceerde het gedachtegoed van Reggio Emilia in Nederland.
Activiste en wetenschapper
Ruim dertig jaar zette ze zich in voor kinderopvang als activiste, wetenschapper en werkveldondersteuner bij de Werkgemeenschap Kinderopvang Nederland/WKN en het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn/NIZW. Ze vertegenwoordigde Nederland in het Netwerk Kinderopvang van de Europese Commissie. Haar ideeën over kinderopvang zijn terug te lezen in allerlei artikelen en uitgaven zoals dit opiniestuk in Trouw dat zij in 1992 schreef. Een bekende uitspraak van haar was:
"De opvang van kinderen -mits van goede kwaliteit- is de beste garantie voor een goede en gelijke start van kinderen in de samenleving."
Pedagogische centra
In 1999 werd Liesbeth Pot koninklijk onderscheiden. Al in 1995 droomde Liesbeth van kinderopvang als ‘Pedagogische Centra voor het Jonge Kind die steun, advies en begeleiding bieden', en liep daarmee ver voor haar tijd uit.
Bron: kinderopvangtotaal

maandag 22 november 2010

Pedagogisch Kader voor de BSO is klaar!

Bureau Kwaliteit Kinderopvang laat in haar nieuwsbrief weten dat de tekst van het Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar klaar is. Het duurt nog wel even voordat de tekst in boekvorm gepubliceerd en uitgegeven wordt, maar de verwachting is dat het boek in het voorjaar van 2011 uitgegeven wordt.

BKK verwacht dat het pedagogisch kader voor de buitenschoolse opvang net zo'n belangrijke rol gaat vervullen in de praktijk als het Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar. Dit boek verscheen in januari 2009 en BKK maakte het mogelijk dat alle kindercentra met opvang voor 0-4 jaar één exemplaar van het boek ontvingen. Het Pedagogisch kader vormt ook de basis van het scholingsbudget dat BKK vrij heeft gegeven voor alle kinderopvangorganisaties in Nederland.

Een deel van dit belangrijke boek voor de bso is al in te zien. Het voorwoord, de inhoudsopgave en de inleiding staan op de website van BKK. Het theoretische deel is in vier delen opgemaakt. Deel één gaat over pedagogische kennis (wat hebben kinderen nodig?), deel twee gaat over pedagogische doelen (wat willen we bereiken?), deel drie gaat over pedagogische middelen (Wat doen we in de bso?) en het laatste deel gaat over profielen (thematische bso's).
Bekijk een deel van het Pedagogisch Kader Kindercentra 4-13 jaar hier.

Bron: kinderopvangtotaal

vrijdag 19 november 2010

Het leven in een wc-rolletje

Anastassia Elias heeft me geïnspireerd om aan de slag te gaan met wc-rolletjes. Zij maakt kleine silhouetten van karton en plaatst deze achter elkaar in wc-rolletjes. Je moet er precies voor kunnen knippen maar verder is het heel simpel. Je kunt een pincet gebruiken om de silhouetten op de juiste plaats in het rolletje te zetten en je gebruikt vloeibare lijm om ze vast te plakken. Trek van tevoren wel even het rolletje om op het karton waarop je je silhouet tekent, dan weet je zeker dat hij in het rolletje past! Een leuke activiteit voor de oudere bso'ers met engelengeduld.

maandag 15 november 2010

Per jaar 1200 ongevallen met speelgoed

Elk jaar komen er 1200 kinderen tussen de 0 en 13 jaar op de afdeling Eerste Hulp van een ziekenhuis terecht na een ongeluk met speelgoed. Dit blijkt uit onderzoek van Consument en Veiligheid. 

Meer dan de helft zijn kinderen tussen de 1 en 5 jaar oud, zij lopen het meeste risico. Speelgoedautootjes, knikkers, driewielers en potloden zijn vaak de boosdoener.
De helft van de kinderen raakt gewond door een val, van een driewieler bijvoorbeeld, of doordat ze erover struikelen of op speelgoed vallen.
Een derde heeft zich gestoten of gesneden aan speelgoed, raakt erin bekneld of is geraakt door rondvliegend speelgoed. 15 procent heeft een voorwerp ingeslikt of in zijn neus of oor gestopt.
De helft van alle slachtoffertjes raakt gewond aan hoofd of hals of nek. Ook zijn handen en vingers relatief vaak de klos (12 procent). Bij 6 procent van de kinderen is het letsel zo ernstig, dat ze moeten worden opgenomen in het ziekenhuis.
De oorzaak ligt vaak in het onveilig gebruik van speelgoed of dat kinderen spelen met speelgoed dat niet geschikt voor hen is. Het is belangrijk dat ouders erop letten dat speelgoed past bij de leeftijd van hun kind en wat ze kunnen. Op speelgoed staat de adviesleeftijd aangegeven. Let vooral op de waarschuwing: niet geschikt voor kinderen beneden de 3 jaar. Speelgoed dat kleine onderdelen bevat is gevaarlijk voor kleine kinderen, omdat ze het kunnen inslikken waardoor verstikkingsgevaar ontstaat. Let er in dit kader ook op dat kleine broertjes of zusjes niet spelen met speelgoed dat voor het oudste kind bedoeld is.
Bron: www.veiligheid.nl

zaterdag 13 november 2010

Hij komt, hij komt...

De pepernoten, chocoladeletters en taai-taaipoppen lagen al een tijdje in de winkel maar nu is Sinterklaas dan eindelijk zelf weer in ons land. Veel volwassenen hebben er al uitgebreid over nagedacht hoe ze de viering van het Sinterklaasfeest dit jaar aan zullen pakken maar hoe denkt de goedheiligman er zelf eigenlijk over? Educare sprak met de Sint over pakjesavond, schoen zetten en meer.
  
Is Sinterklaas nog wel van deze tijd?
Sinterklaas is tijdloos. Wat verandert zijn de tradities. Zoals jullie het nu vieren, met surprises en gedichten, dat is pas ontstaan rond de Tweede Wereldoorlog. De mensen hadden toen niet veel geld. Dat maakt creatief. Tegenwoordig is er bij de mensen genoeg geld maar door gebrek aan tijd wordt er niet veel meer zelf gemaakt. Naar de winkel gaan hoeft ook al niet meer: je kunt met een paar muisklikken de boodschappen in huis halen.
Wat is dan het tijdloze?
Dat mensen bewust aandacht aan elkaar besteden. Nadenken waarmee ze elkaar blij kunnen maken. Zich verdiepen in de ander. En natuurlijk de gezelligheid: bij elkaar zitten, tv uit, lekker eten, elkaar verrassen, lief zijn voor elkaar. Kortom, het gevoel dat je erbij hoort, dat er mensen zijn die om je geven. Met een goed doordacht cadeau maak je het geven om iemand tastbaar. Een goed cadeau komt uit je hart.
Hoe kun je uit je hart geven als de folders de brievenbus uitpuilen en kinderen ze met rode konen doornemen en alles aanstrepen wat schreeuwerig van de pagina’s afspat?
De commercie maakt het inderdaad moeilijk om dicht bij de Sinterklaasgedachte te blijven. Je wordt voor je het weet meegezogen in de stroom van pakken, pakken, hebben, hebben.Kinderen associëren daardoor Sinterklaas met veel cadeautjes krijgen. Ze vergelijken met hun vriendjes en vinden Sinterklaas niet eerlijk. Je kunt niet alles voor zijn maar probeer in elk geval met de naast bijzijnde mensen afspraken te maken over het aantal cadeaus. Vijf of zes is echt genoeg. Daarbij horen ook nog de traditionele dingen als mutsen, wanten en sjaals. Je hebt ze meestal toch pas tegen deze tijd nodig dus waarom niet gewoon inpakken en cadeau geven? Ze staan symbool voor zorg, bescherming en warmte die je je kinderen biedt. Ook warme chocolademelk en zoetigheid, liefst van volkorenmeel en gezoet met fruit zoals dadels en vijgen past hierin.
En nog iets: die schoen elke dag, is dat nou nodig?
Het is veel te spannend voor de kleintjes. Eens in de week is genoeg hoor! En er hoort iets kleins in, een manderijntje, een chocolademuis. Ook hier kun je proberen zoveel mogelijk medestanders te krijgen. Een oproep van Sinterklaas via de nieuwsbrief van de kleuterschool? Je mag gerust mijn naam gebruiken hoor!
Goed idee! En wat doen we met de niet-meer-gelovigen? Pakjesavond afschaffen en aar de kerst verhuizen?
Nee, nee! Zeker niet! Sinterklaas roept toch iets heel eigens op. Het zelf maken van cadeautjes, surprises en gedichten richt mensen veel meer op elkaar. Het maken en ontvangen van iets dat uit het hart gegeven is, biedt intense ervaringen van verbondenheid. En die zijn broodnodig. Kijk maar eens op de website Opgroeien in Verbondenheid. Daar kun je precies lezen waarom deze ervaringen zo belangrijk zijn, juist nu! Oudere kinderen kun je het best betrekken bij het organiseren van het feest. Geef hen een eigen budget voor hun surprises en ga daar als opvoeder niet dik overheen, houd je aan je eigen prijsafspraken!
Dat is duidelijk maar hoe zorg je nu dat pakjesavond geen uitpakavond wordt?
Dat is een goede vraag. Rupsjenooitgenoeg-kindjes worden niet geboren maar zo gemaakt. Ik zie nogal eens dat het heerlijk avondje ontaardt in een graaipartij met aan het eind een enorme berg papier. Als de cadeaus dan ook nog eens tegenvallen, blijf je als kind met een koud gevoel achter. Als kindervriend word ik daar erg droevig van. Ik zie wel dat opvoeders dit nooit zo bedoeld hebben. Maar zonder ervaring is het nog een hele kunst om met een gezin met kinderen in diverse leeftijden iets te doen dat voor alle kinderen boeiend is. Om de opvoeders daarbij te helpen is het Sinterklaas Surprise Spel bedacht. Alleen maar cadeautjes uitpakken gaat veel te snel en is voor niemand echt leuk. Bovendien gaan de kinderen ieder voor zich met hun cadeautjes spelen en het gevoel van samenzijn is dan meteen weg. Dat kun je ondervangen door zoveel mogelijk het hele gezin te betrekken bij de surprises. Maak er een spel van of zing tussendoor samen liedjes.

Ik wens jullie een heerlijk avondje!
Bron: Educare

vrijdag 12 november 2010

12 principes voor een succesvolle samenwerking tussen ouders en professionals (5)

Deel 1: voorwaarden voor samenwerking


Principe 5
er rekening mee houden dat ouders al kennis hebben gemaakt met veel welwillende adviseurs en goedbedoelde adviezen

Iemand wordt een ouder zodra zijn eerste kind geboren wordt en deze nieuwe rol kan onzeker maken. Deze onzekerheid kan positief opgevat worden omdat het duidt op zorg om hun kind.

Denk eens terug aan je eerste werkdagen in de kinderopvang. Vraag je als pm’er af:
  • Begreep je wat de kinderen je vertelden?
  • Begreep je wat de kinderen van jou wilden?
  • Hoe communiceerde je met de kinderen?
  • Waren het vermoeiende dagen?
  • Had je veel tijd nodig voor voorbereidingen?

Ouders hebben beschikking over vele adviseurs. Deze kunnen ouders helpen maar ook onzeker maken.

Vraag je het volgende af:
  • Hebben ouders iemand nodig die hen het ouderschap aanleert?

Waar eerder vooral oudere familieleden en vrienden als adviseur fungeerden voor jonge ouders, neemt nu de gespecialiseerde kennis toe en zijn er steeds meer professionele adviseurs. Denk aan psychologen, consultatiebureaus, kinderartsen, sociaal werkers, leraren, pedagogisch medewerkers. Door deze veelheid aan deskundigen kunnen ouders het idee krijgen ‘het niet alleen voor elkaar te krijgen’. Doordat de professionele adviseurs hun deskundigheid benadrukken, zwakken ze (vaak onbedoeld) het gevoel van deskundigheid van de ouders af. Worden ouders hierdoor onzekerder of stelt het hen juist gerust dat er zoveel mensen over hen waken? Van alle kanten krijgen ouders advies, gevraagd en ongevraagd. Ga er als pm’er vanuit dat elke ouder het beste met zijn kind voorheeft. Ze vertrouwen jou de zorg voor hun kind toe. Stel je op als partner in opvoeding, geef de ouder een gevoel van gelijkwaardigheid en denk goed na voordat je begint te adviseren.

woensdag 10 november 2010

Voersnoeren en vetbollen

Het is nog geen winter maar het is wel al heel koud. We hebben zelfs de eerste nachtvorst al gehad. De supermarkten bieden allerlei kant-en-klare vogelvoerproducten maar het is natuurlijk veel leuker om zelf iets voor de vogels te maken. Op naar de supermarkt dus voor een flinke voorraad pelpinda's.

 

Samen met de kinderen verzamelde ik de benodigde materialen (naalden, draad, scharen, prikmatjes) en toen kon het rijgen beginnen. Hoewel... eerst moest het draadje nog door het oog van de naald.



Het was een hele uitdaging op het gebied van fijnmotorische vaardigheden en geduld maar de kinderen gaven niet op. Uiteindelijk hadden ze allemaal een mooi voersnoer geregen (en ondertussen natuurlijk zelf de pinda's even op smaak gecontroleerd) en mochten ze deze zelf een plekje geven in de tuin.

 

En omdat de vogels misschien ook wel eens zin hebben in iets anders dan pinda's, volgt hier nog een leuke activiteit:
  • Smelt een kilo ongezouten frituurvet in een pan. Het moet net vloeibaar zijn, niet kokend heet.
  • Roer er 750 gram strooivoer voor vogels doorheen.
  • Schep het mengsel goed door en vul er dan kartonnen bekertjes mee.
  • Knip katoenen draadjes, leg ze in het bekertje en druk ze in het mengsel. Zorg er wel voor dat de draadjes nog een stuk uitsteken.
  • Laat het mengsel hard worden (zet de bekertjes eventueel in de koelkast).
  • Haal de vetbol uit het bekertje en hang buiten op aan het draadje.
 

 

Let op: vetbollen kunnen bederven, hang ze daarom pas buiten als het kouder is dan 7 graden.

dinsdag 9 november 2010

12 principes voor een succesvolle samenwerking tussen ouders en professionals (4)


Deel 1: voorwaarden voor samenwerking

Principe 4
letten op de barriere tussen instelling en ouder, er rekening mee houden dat ouders al eerdere ervaringen gehad hebben die hen mogelijk tot voorzichtigheid of scepsis aanzetten

Een kinderdagverblijf/bso is een instelling. Veel mensen hebben slechte ervaringen met overheidsinstanties en andere instellingen. Ze moeten bijvoorbeeld lang wachten, worden als nummer behandeld of krijgen onbegrijpelijke informatie.

De uitnodiging tot samenwerking is pas geloofwaardig wanneer de toegang tot de instelling laagdrempelig is. Soms staan wachtlijsten, moeilijke bereikbaarheid en bureaucratie dit in de weg. Ook kan het gevoel van ongelijkheid een probleem vormen. Wanneer een ouder de leidster als meer deskundig ziet, zal de ouder zich misschien afhankelijk of juist defensief opstellen. Voor pm’ers is het belangrijk dat ze vertrouwen wekken bij de ouders zodat de ouders hun  bekwaamheid waarderen. Zodra deze positieve ervaring is opgedaan, is er een basis gelegd voor samenwerking.

Voor de pm’er geldt dat zij rekening houdt met het gegeven dat ouders eerder misschien negatieve ervaringen hebben opgedaan met instellingen. De pm’er moet er respect voor hebben dat ouders zich in eerste instantie wat gereserveerd opstellen. Het is aan de pm’er om mogelijkheden de creëren waarin de ouders positieve ervaringen opdoen. Ook is het belangrijk dat ouders als individuen benaderd worden, niet als groep.

maandag 8 november 2010

Dat is toch geen werk?!


Luuk: ik zit al op school!
Ik: wat goed zeg, ik zit ook op school.
Luuk: hoe kan dat nou, jij bent toch geen kind meer?
Ik: ik ben wel groot maar ik ben nog altijd een kind van mijn papa en mama.
Luuk: maar grote mensen gaan niet naar school, die moeten werken.
Ik: ik ga naar school én ik werk, ik doe het allebei.
Luuk: oja, waar werk jij dan?
Ik: hier, bij jou, op de bso.
Luuk: eh, dat is toch geen werk?
Ik: hoezo niet?
Luuk: ja, alsof je op je werk op de Game Cube mag!
Tsja, ik heb ook nooit beweerd dat ik een vervelend beroep heb :)

zondag 7 november 2010

12 principes voor een succesvolle samenwerking tussen ouders en professionals (3)

Deel 1: voorwaarden voor samenwerking

Principe 3
de precieze taak van jouw instelling verduidelijken om een realistisch raamwerk voor samenwerking te ontwikkelen

Kinderopvang is een aanvulling op de opvoeding thuis. Kinderopvangcentra hebben verschillende concepten, randvoorwaarden en tradities. Zo ligt bij de ene instelling het zwaartepunt op vorming en bij de andere juist op verzorging. Er zijn instellingen die zich op een bepaalde leeftijdscategorie richten, op kinderen met bijzondere opvoedbehoeften of op kinderen uit een bepaalde regio. Een instelling kan uitsluitend op kinderopvang gericht zijn maar kan ook deel uitmaken van een andere instelling, zoals een openbare school. Uit de doelstelling van de organisatie kan de aard van de instelling worden afgeleid.

Vraag jezelf het volgende af:
  • Wat moet jouw instelling bieden en aan welke wensen moet jouw instelling voldoen?
  • Kun je de volledige doelstelling van de instelling afleiden uit de naam?
  • Met welke argumenten werft jouw instelling klanten?
  • Wat verwachten ouders van jouw instelling, waarvoor moeten zij betalen?
  • Op wie zijn de activiteiten van de instelling gericht?
  • Wat zijn de kwaliteitseisen waaraan door de instelling moet worden voldaan?
  • Voor welke taken ben jij als pm’er opgeleid?

Belangrijk is dat ouders weten waarop ze kunnen rekenen wanneer ze hun kind naar de opvang brengen en dat ze het ermee eens zijn.

Stel je voor: een ouder is door arbeidsomstandigheden genoodzaakt het kind naar de opvang te brengen. Oudereducatie is een vast onderdeel van het aanbod van de instelling. Binnen dit concept zijn ouders dus een aparte doelgroep voor pedagogische beïnvloeding. Er zijn ouders die zich om deze reden bij deze specifieke instelling aanmelden. Maar zit bovengenoemde ouder op dit aanbod te wachten? Daar mag niet zomaar vanuit gegaan worden.

Stel je ook voor: een pm’er breidt op eigen initiatief haar takenpakket uit omdat ze onderkent dat ouders behoefte hebben aan informatie. Daarop kan heel verschillend gereageerd worden. Zijn de ouders verheugd omdat ze er zelf niet naar durfden te vragen? Zijn de ouders verbaasd of zelfs geërgerd omdat ze zich voor schut gezet voelen? Nemen ouders het aanbod aan omdat ze bang zijn dat afwijzen negatieve gevolgen kan hebben voor hun kind?

Partnerschap in samenwerking veronderstelt dat ouders en pm’ers elkaar accepteren zoals ze zijn. Oudereducatie veronderstelt dat ouders iets moeten leren, dat ouders iets moeten veranderen en de pm’er niet. Zo ontstaat een ongelijkwaardige verhouding en wordt samenwerking lastig.

Denk er dus over na hoe je een ouder neerzet. Als passieve ontvanger van diensten die zij volgens jou nodig hebben? Of als gelijkwaardige partner in opvoeding?

zaterdag 6 november 2010

12 principes voor een succesvolle samenwerking tussen ouders en professionals (2)

Deel 1: voorwaarden voor samenwerking

Principe 2
nagaan of jouw belangen, de belangen van ouders en de belangen van de instelling bij elkaar passen

Het is niet vanzelfsprekend dat ouders en pm’ers dezelfde belangen hebben maar het is wel iets dat bereikt kan worden. Opvoeding is een gezamenlijk motief. Echter, de pm’er voedt op omdat het haar werk is, de ouder laat de opvoeding gedeeltelijk los om zelf te kunnen werken.

Vraag jezelf het volgende af:
  • Wat zijn jouw belangen als pm’er?
  • Werk je graag volgens jouw denkbeelden over opvoeding?
  • Geniet je van de genegenheid van kinderen?
  • Heb je als pm’er de erkenning van ouders nodig?
  • Ken je de belangen van ouders?
  • Hebben ouders zonder meer vertrouwen in jou als professionele kracht?
  • Ken je de belangen van jouw organisatie?
  • Wordt ouderparticipatie gestimuleerd en zo ja, hoe en waarom?

Ouders en pm’ers kunnen verschillende opvattingen over opvoeding hebben, terwijl zij hetzelfde belang hebben (zo goed mogelijke opvoeding van het kind). Dit kan discussie opleveren en daardoor kan een soepele samenwerking gevaar lopen.

Stel je voor: het gemeenschappelijke doel is het zo goed mogelijk opvoeden van het kind. Het belang van de pm’er kan zijn: het vergroten van de beroepsstatus en het veiligstellen van de arbeidsplaats. Het belang van de ouder kan zijn: eisen stellen aan het pedagogisch handelen van de pm’er. Over deze belangen kan niet onderhandeld worden. Ze zullen als gegeven geaccepteerd moeten worden. Ouders en pm’ers moeten zich concentreren op wat zij samen kunnen doen om hun gemeenschappelijke doel te bereiken.

vrijdag 5 november 2010

12 principes voor een succesvolle samenwerking tussen ouders en professionals (1)

Tijdens mijn bezoek aan de Kindvakbeurs heb ik een boek over samenwerken met ouders meegenomen. Het wekte mijn interesse niet alleen omdat deze samenwerking een wezenlijk onderdeel van mijn dagelijkse werk vormt maar ook omdat het geschreven is door Annette Hautumm, één van de begeleiders van mijn studiereis naar Berlijn. In Berlijn staan ouders binnen de kinderopvang hoog in het vaandel. MIK wil graag gebruik maken van de expertise van buitenlandse kinderopvangorganisaties. De visie van MIK is ‘partner in opvoeding’. Pedagogische inspanningen hebben pas succes wanneer ze stroken met de ideeën van de ouders. Reden genoeg dus om dit onderwerp eens onder de loep te nemen.


Deel 1: voorwaarden voor samenwerking

Principe 1
verduidelijken wat samenwerking en partnerschap voor jou betekenen en waar je naar streeft

Vraag jezelf het volgende af:
  • Wat wil je als leidster in jouw relatie met ouders bereiken?
  • Wil je met ouders samenwerken en zo ja, aan welke taken?
  • Hoe moet de taakverdeling georganiseerd worden?
  • Wil je de partner van ouders worden en hoe zie je dit partnerschap concreet voor je?

Het doel is samenwerking tussen ouders en pm’ers. Om dit te bereiken moeten ouders en pm’ers een partnerschap aangaan. Dit wil concreet zeggen: eerlijk zijn tegenover elkaar, elkaar vertrouwen, bewust zijn van gezamenlijke verantwoordelijkheid. De moeilijkheid hieraan is dat de voorwaarden ‘moreel geladen’ zijn. Geef je toe dat je wel eens oneerlijk bent? Geef je toe dat je ergens weinig vertrouwen in hebt? Beken je je eigen onvolkomenheden?

Samenwerking staat voor gezamenlijke inspanning. Samenwerking maakt doelgerichte afspraken en activiteiten mogelijk. Het opent nieuwe deuren maar biedt ook de mogelijkheid dat er wel eens iets mis kan gaan. Onthoud dat uit fouten net zoveel geleerd kan worden als uit gezamenlijk behaalde successen.

Kenmerken van goede samenwerking zijn:
  • De doelen zijn door de ouders en de pm’ers samen opgesteld en bevestigd.
  • De ontwikkeling van de samenwerking vereist tijd en energie van beide partijen.
  • De samenwerking berust op gemeenschappelijke ervaring.
  • De samenwerking heeft een helder kader.
  • In de samenwerking wordt elk aandeel als gelijkwaardig erkend.
  • De samenwerking is gebaseerd op gelijke rechten voor ouders en pm’ers.

woensdag 3 november 2010

Terug in de schoolbank

Vandaag ben ik gestart met de opleiding Vakvolwassen Pedagogisch Medewerker (VVPM). Deze opleiding zal 2 jaar duren en is gericht op het vergroten van het pedagogisch handelsrepertoire en het verbreden van kennis en inzicht in de ontwikkeling van het kind. Daarnaast zullen we ons bezig houden met pedagogische uitgangspunten van de eigen organisatie, bewustwording van het eigen handelen en maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van pedagogiek en kinderopvang. In het tweede jaar ligt de nadruk op de rol als pedagogisch partner.

Reden voor MIK om deze opleiding aan te bieden is enerzijds omdat de locatiemanagers steeds meer managen en daardoor minder zicht hebben op het pedagogisch handelen op de werkvloer. Anderzijds wil MIK werknemers binden en boeien met een mooi scholingsaanbod. Van de 40 opleidingsplaatsen heb ik er een cadeau gekregen en daar ben ik ontzettend blij mee!

De opleiding kent de volgende hoofdthema’s:
  • Veiligheid en welbevinden
  • Basiscommunicatie
  • Steunen en stimuleren van spelen en leren
  • Indeling en inrichting van binnen- en buitenruimte
  • Dagritme en groepssamenstelling
  • Observeren en plannen
  • Ontwikkeling en leren van kinderen
  • Samenwerken met ouders, primair onderwijs en andere jeugdvoorzieningen
  • Problematisch gedrag en problemen in de ontwikkeling
  • Omgaan met diversiteit
  • Pedagogische doelen en competenties
  • Samenwerken in de groep

De beoogde leerdoelen van de opleiding zijn:
  • Actuele en multidisciplinaire kennis van kinderopvang
  • Relateren van kennis aan gewenst pedagogisch handelen conform organisatiebeleid
  • Kennis van effectieve methoden van pedagogisch begeleiden
  • Vermogen om kennis toe te passen, te verwoorden en over te dragen
  • Vermogen om de ontwikkeling van het kind te stimuleren
  • Aanbieden van kwalitatief goede zorg en boeiende activiteiten
  • Vermogen zich aan te passen aan en anticiperen op kinderen met een specifieke begeleidingsvraag
  • Consequente dagelijkse omgang met de groep
  • Initiatieven nemen en kansen benutten
  • Oog voor maatschappelijke en culturele diversiteit en het vermogen hiermee om te gaan
  • Doelgericht werken conform organisatiebeleid
  • Methodisch handelen en dit handelen verantwoorden
  • Intern en extern communiceren en adviseren over het eigen vakgebied

Deze opleiding wordt mede mogelijk gemaakt door:

 

maandag 1 november 2010

Berlijntip: kinderportfolio

Idee
In Berlijn worden op verschillende Kitas kinderportfolio’s bijgehouden. Hierin wordt van alles verzameld dat samenhangt met de ontwikkeling van het kind. Denk bijvoorbeeld aan tekeningen, foto’s, opmerkingen van pm’ers, zelfgeschreven woordjes, citaten en kleine interviews met het kind. Ouders mogen ook werkjes of documenten aanleveren.

Het portfolio is niet zomaar een verzameling van producten en documenten. Aan de hand van ontwikkelingslijsten en observaties worden voor het kind ontwikkelingsdoelen gesteld. Dit kan bijvoorbeeld gaan om fijne motoriek of sociaal emotionele ontwikkeling. Zo wordt de individuele ontwikkelingsbehoefte van het kind duidelijk en kan hier gericht aandacht aan besteed worden. Daarnaast wordt rekening gehouden met de individuele interesses en vaardigheden van het kind.

       

Regelmatig wordt het portfolio doorgenomen en bekeken of de doelen behaald zijn of bijgesteld moeten worden. De ouders worden hierbij ook betrokken. Enerzijds om hen op de hoogte te stellen van de leerresultaten en het ontwikkelingstraject van hun kind, anderzijds om hen advies te geven over de manier waarop zij thuis aandacht aan de ontwikkelingsdoelen van hun kind kunnen schenken. Voor het kind zelf is het portfolio een middel om het kind zelfvertrouwen en inzicht in de eigen ontwikkeling te geven (‘kijk eens wat ik al gedaan heb en kan!’). Aan het eind van de Kita-periode gaat het portfolio mee naar de basisschool zodat de docent zo goed mogelijk kan aansluiten op het niveau van het kind.

 

Onderwerpen die in elk portfolio aan bod komen zijn bijvoorbeeld: ‘dit ben ik’, ‘dit vind ik leuk’, ‘dit kan ik al’, ‘mijn groep’, ‘mijn familie’, ‘zelfportret’, ‘dit wil ik leren’, ‘mijn kunstwerk’, ‘mijn experimenten’, ‘verhalen over mij’.

Toepassen
  • Observaties, foto’s en werkjes kunnen samengevoegd worden in één map die het kind aan het eind van zijn kdv- of bso-periode mee naar huis krijgt (in plaats van een afscheidsboek).
  • We richten ons voornamelijk op pedagogische doelen, de meer schoolse vaardigheden leren de kinderen op de kleuterschool. In Berlijn gaan de kinderen pas op hun zesde naar de basisschool waardoor de laatste twee jaar op de Kita een schoolser karakter hebben.
  • Het portfolio vormt een onderdeel van zichtbaar planmatig werken.

Wat heb je nodig?
  • Bijstelling takenpakket pm’er: tijd voor het opzetten en bijhouden van portfolio’s.
  • Fotoprinter of kleurenprinter.
  • Materialen als ordners, insteekhoezen en tabbladen.
  • Een budget voor zichtbaar planmatig werken.