Welkom op mijn weblog waar kind en opvoeder centraal staan. Hier vind je informatie en tips op het gebied van opvoeding en kinderopvang, verhalen en informatie over de dagelijkse praktijk van de pedagogisch medewerker, nieuwtjes, grappige kinderuitspraken en anekdotes en heel veel beeldmateriaal van activiteiten en uitstapjes. Op deze manier probeer ik mijn beroep in beeld te brengen, andere opvoeders te inspireren en zelf actief bezig te zijn met mijn passie voor pedagogiek. Zelf ben ik vakvolwassen pedagogisch medewerker op de BSO. Veel lees- en kijkplezier en laat gerust een berichtje achter!


- Wendy Hoogeveen


vrijdag 24 december 2010

Workshop bonbons maken

1: chocolade smelten, 2: cupjes vullen, 3: decoreren


4: een kliederboel is onvermijdelijk, 5: verplicht onderdeel is dan ook vingers aflikken
 
6: bonbons in de koelkast zetten, 7: lange vingers in de overgebleven chocolade dippen

 
8: mooi inpakken en een kaartje eraan binden, 9: tadaaaa!

donderdag 23 december 2010

Winterwonderwandeling

De meeste kinderen zijn wel te porren voor een potje sneeuwballen gooien. Andere kinderen doen fanatiek mee aan een wedstrijd sneeuwpoppen maken. De echte bikkels heb ik vandaag meegenomen naar het bos. Een flinke wandeling door de sneeuw dus goed inpakken! Wie geen wanten had, hoefde niet te treuren: genoeg reserve-sokken die je handen ook lekker warm houden. De kinderen vonden het wel spannend om op 'expeditie' te gaan en noemden zichzelf de sneeuwpiraten. "Aaarrrr" klonk het door het bos. "Aan de kant landrotten!" riep één van de jongens in zijn enthousiasme tegen een echtpaar dat een hondje uitliet. Een omgevallen boom deed dienst als piratenschip. Grote takken stelden de masten voor.

 
 
   

   

woensdag 22 december 2010

Right back at ya!

Twee kleuters spelen samen met de dinosaurussen. Ineens moet de ene kleuter niezen en doet dit vol overgave recht in het gezicht van de andere kleuter.
“Gezondheid” zeg ik “en wil je als je weer moet niezen je hand voor je mond houden?”
“Waarom?” vraagt de kleuter.
“Nou, omdat andere mensen anders ook gaan niezen.”
“Waarom?” vraagt de kleuter.
“Omdat je door te niezen de niesbacteriën aan iemand anders geeft.”
“Oh…” antwoordt de kleuter “samen spelen, samen delen, toch?”





Het blijft toch een tricky beroep. Er komt altijd weer een moment dat de pedagogische normen zich tegen je keren. Maar dat houdt je scherp, zal ik dan maar denken.

dinsdag 21 december 2010

Kriebeldiertjes

Je vindt op je werk een pissebed in de wasbak, wat doe je?
a)      Je spoelt dat vieze ding snel door het putje
b)      Je rent gillend weg van het enge monster
c)      Je roept de kinderen erbij en maakt het beestje middelpunt van een activiteit

Ik ging voor optie c. Drie nieuwsgierige kinderkopjes bogen zich over de wasbak en stelden samen vast dat we hier te maken hadden met een pissebed. Ook concludeerden ze dat het beestje daar niet kon blijven zitten aangezien de kinderen die nog moesten eten hun handen moesten wassen. De volgende vragen waren: wie haalt de pissebed weg en waar gaat ‘ie naartoe?


Een dappere knul spoorde de pissebed aan er de pas in te zetten zodat hij op een papiertje zou lopen. De pissebed luisterde niet. Dit kon twee dingen betekenen: óf hij was stout, óf hij had geen oren. Het jongetje liet het er niet bij zitten en duwde de pissebed zachtjes vooruit. Daar was de pissebed niet van gediend. Hij rolde zich op, tot grote verrassing van het jongetje. Hij besloot de opgerolde pissebed op zijn hand te zetten en probeerde hem weer uitgerold te krijgen door te blazen, duwen en dingen te roepen als “doe es normaal joh”. Het duurde even maar uiteindelijk lukte het en wandelde het diertje langzaam het inmiddels nat geworden stuk papier op.

“En nu?” vroeg ik de drie jongens. “Kapot stampen!” riep de oudste, waarop de twee jongere onmiddellijk protesteerden: “Dat is zielig!”. De optie ‘in een potje stoppen’ werd ook afgekeurd want, zo wist één van de jongsten, diertjes horen in de natuur. De pissebed werd dus met papier en al naar buiten gebracht. Met hun neuzen tegen het raam gedrukt hielden de jongens de pissebed in de gaten. Het beestje bleef doodstil zitten.

“Wat weten jullie eigenlijk van de pissebed?” vroeg ik. “Het is een insect!” riepen de jongens in koor. “Ja, want hij heeft zes poten!” voegde de oudste eraan toe. Ik pakte er een insectengids voor kinderen bij en liet hen de pissebed opzoeken. De oudste las voor: “een pissebed heeft 14 pootjes…”. Mijn beurt om verrast te zijn; dat wist ik niet. “…het is een nachtdier…” Weer wat geleerd! “…hij eet graag rottend hout of vochtig karton”. De oudste keek me aan alsof hij de jongere versie van Midas Dekkers was: “Aha! Daarom blijft hij natuurlijk op dat natte stuk papier zitten! Hij wacht tot hij honger heeft en dan eet hij het op!”

Terwijl de jongste twee nog met hun neuzen tegen het raam geplakt zaten, raakte de oudste meer en meer gefascineerd door wat je allemaal over een pissebed te weten kunt komen. “Waarom heet hij eigenlijk pissebed? Plast hij nog in bed?” vroeg hij lachend. Daar gaf het boekje geen antwoord op maar gelukkig kon ik hem daar zelf wel wat over vertellen. Heel lang geleden dachten mensen dat ze kinderen die in bed plasten, konden genezen door een pissebed in stukjes te hakken en deze door de kinderen op te laten drinken met wat water. De jongen trok eerst een heel vies gezicht, toen keek hij me aan en zei vastbesloten: “jij bent gek”.

Die conclusie trekken kinderen op de een of andere manier wel vaker maar ik zie het maar als compliment. Gelukkig zijn de bso-kinderen geen psychiaters, anders zat ik nu vast en zeker opgesloten in een gesticht.

maandag 20 december 2010

A la Solter...


In het kader van de Solter-studie (:

Een lekker potje janken

In het kader van de opleiding VVPM die ik volg, heb ik een boek gelezen van Aletha Solter: ‘De taal van huilen’. Toen ik het uithad, was er een wereld voor me opengegaan. Haar visie klinkt zo simpel en vanzelfsprekend dat ik me afvraag waarom ik het zelf niet verzonnen heb. Dat komt waarschijnlijk door het feit dat het huilen van kinderen bij mij allerlei gedachten en emoties oproept waardoor het logisch redeneren even op een laag pitje gaat.

Aletha Solter
Wat kun je zoal voelen wanneer een kind huilt? Medelijden, machteloosheid, ergernis, frustratie, boosheid, liefde. Deze gevoelens, of je je er nu van bewust bent of niet, kunnen je reactie op het huilen van het kind beïnvloeden. Daarnaast zijn er externe factoren van invloed op je reactie. Het moment waarop het kind huilt (heb je tijd om het kind aandacht te geven?), de manier waarop het kind huilt (krijsend of juist zacht snikkend), de vermoedelijke reden van het huilen (heeft het kind bijvoorbeeld pijn, voelt het zich gekwetst of huilt het schijnbaar zonder reden?).

Solter noemt in haar boek veelvoorkomende reacties van volwassenen op het huilen van jonge kinderen, zoals afleiden, straffen, wegwuiven, iets in de mond stoppen of zeggen dat het moet ophouden met huilen. Het belang van huilen wordt volgens haar vaak niet onderkend.

Waarom huilen kinderen dan? Het is een manier om behoeften of ongemak kenbaar te maken. Solter noemt huilen ook een ‘stressontladingsmechanisme’ en beweert dat kinderen huilen om spanning te verwerken. Die spanningen kunnen onderverdeeld worden in:
  • Actief door anderen gekwetst worden (zoals geweld, dwang, bedreiging, belediging, afwijzing, racisme, seksisme)
  • Passief gekwetst worden (zoals verwaarlozing)
  • Door omstandigheden gekwetst worden (zoals geboortetrauma, ziekte of letsel, overprikkeling, grote veranderingen, problematische gezinssituatie, natuurrampen)
Huilen is volgens Solter een toestand van lichamelijke inspanning gevolgd door diepe ontspanning, met andere woorden: een effectieve manier om stress te ontladen, een natuurlijk herstelproces.

 

Volwassenen interpreteren de tranen van kinderen regelmatig verkeerd. Een kind kan in tranen uitbarsten en vreselijk tekeer gaan om iets (in onze ogen) totaal onbenulligs. Maar weten we wat hier achter zit? Misschien was dit de druppel die zijn emmertje deed overlopen. Soms, zegt Solter, is de behoefte aan huilen zo groot dat het kind actief op zoek gaat naar een aanleiding. Trek voor de grap eens een parallel naar jezelf. Ben je wel eens uitgeflipt tegen je partner omdat die, ik noem maar iets, een lege wc-rol heeft laten hangen? Was dit echt zo erg of was dit een ontlading na een reeks tegenslagen die dag?

Wat kun je doen als een kind huilt? Ten eerste neem je (indien mogelijk) de bron van de spanning weg. Geef het kind bewuste aandacht en accepteer dat het huilt. Erken de emoties van het kind. Laat een huilend kind nooit alleen maar bied het kind emotionele steun en veiligheid. Laat het kind huilen zolang het hier behoefte aan heeft. Het is belangrijk dat een kind zich nooit bestraft voelt als het huilt, hierdoor kan het schaamte of angst voor de eigen emoties ontwikkelen. Zo zal het kind leren zijn natuurlijke herstelmechanisme te onderdrukken en wordt het heel moeilijk om zijn psychische en lichamelijke balans te hervinden. Wat de stress ook heeft veroorzaakt, een kind voelt zich pas beter wanneer het net zoveel heeft kunnen huilen en tekeergaan als het nodig heeft.

Ten slotte ter overweging nog deze uitspraak van Solter: “Kinderen hebben vaak het meest behoefte aan liefde en aandacht op momenten dat hun gedrag daar het minst aanleiding toe geeft.”

Lees meer over de taal van huilen: hier.

zondag 19 december 2010

Het sneeuwt!

Ik heb wegens een vrije dag geen kinderen in de buurt, maar dat weerhoudt me er niet van om naar buiten te gaan en iets winters te creëren. Ik heb geen excuus nodig. Tijd om het kind in mezelf weer eens lekker los te laten gaan!

Voilá  (:

vrijdag 17 december 2010

'Hummingbird parents'

Zelfs al zijn veel ouderlijke angsten gebaseerd op media hypes, ouderlijke angsten zijn echt. Toch moeten we er als opvoeders voor zorgen dat kinderen zoveel en zo onafhankelijk mogelijk in de vrije natuur kunnen spelen. Sommige ouders sporen hun kind hiertoe aan maar de meeste ouders zijn hier terughoudend in. Richard Louv (voorvechter van het recht van het kind op natuur) presenteert een aantal manieren om ouders met hun angst om te leren gaan, risico’s te beperken en hun kinderen toch buiten in de natuur te laten spelen.

  1. Neem je kind mee naar buiten. Als je wilt dat je kind de natuur ervaart, zul je als opvoeder een proactieve houding aan moeten nemen. Maak boswandelingen, leg samen een moestuin aan, ga vissen, picknicken, klimmen, paddenstoelen zoeken, bramen plukken, etc. Ga ook eens te voet ergens naartoe in plaats van overal de auto voor te pakken. Geef het goede voorbeeld en laat zien hoe leuk het is om buiten in de natuur bezig te zijn.
  2. Wees een ‘hummingbird parent’. Blijf fysiek op een afstandje (als een kolibrie bij haar jongen) en laat kinderen zelf ontdekken. Wees tegelijkertijd alert wanneer de veiligheid van het kind echt gevaar loopt (iets dat niet zo vaak voorkomt). Geef het kind de ruimte om zelfstandig in de natuur te spelen.
  3. Leer je kind uit te kijken voor bepaald gedrag van andere mensen. “Pas op voor vreemden” is voor een kind nogal vaag. Wees concreet  en leg uit welk gedrag en welke situaties een kind zo snel mogelijk uit de weg moet gaan (“ga niet mee met mensen die je niet kent”, “neem geen snoep aan van mensen die je niet kent”, etc).
  4. Moedig kinderen aan om samen met andere kinderen in de natuur te spelen en zorg ervoor dat het kind hier tijd voor heeft. Kinderen hebben tegenwoordig hele drukke programma’s. Ze gaan naar school, zitten op zwemles of muziekles, zijn lid van andere sport- of vrijetijdsverenigingen en moeten ook nog huiswerk maken.
  5. Word lid van een natuur- of wandelvereniging voor het hele gezin of laat je kind lid worden van een scoutingvereniging.
  6. Wees goed geïnformeerd over veiligheids- en gezondheidsrisico’s. Verken eerst zelf de omgeving voordat je je kind er zelfstandig laat spelen (is er water in de buurt of een gevaarlijke verkeerssituatie, liggen er geen gevaarlijke objecten zoals injectienaalden of glasscherven?). Lees over bescherming tegen teken. Zorg dat je een gifwijzer en een EHBO-doos hebt.
  7. Weersta de drang om het leerproces van je kind te verstoren door steeds preventief in te grijpen. Bedenk eerst of dit wel écht nodig is.

Liggen de angsten van ouders soms tegen het irrationele aan? Natuurlijk! Maar niemand heeft gezegd dat opvoeden een puur rationele bezigheid is. Als dat zo was, zouden wetenschappers onze kinderen opvoeden. In laboratoria. Zeker in deze tijd van in opspraak geraakte begeleiders, docenten en andere jeugdwerkers die kinderen op z’n zachtst gezegd oneervol behandeld hebben, zullen veel ouders hun hart vasthouden. Het is volkomen logisch dat ouders hun kind niet zonder toezicht willen laten. Dat hoeft ook niet!

Ja, er zijn risico’s (hoewel lang niet zoveel als de media ons willen doen geloven), maar er zijn ook grote fysieke, psychologische en zelfs spirituele risico’s verbonden aan het uit voorzorg binnen houden van kinderen. In plaats van toe te geven aan angst, moeten we kinderen de vrijheid geven die ze verdienen, al zul je daar als ouder misschien wel wat extra moeite voor moeten doen. Zijn ouders die hun kind deze vrijheid geven slechte ouders? Nee. Zouden opvoeders een stapje terug moeten zetten in hun controledrang en hun kinderen aanvaardbare risico’s laten nemen? Ja!

woensdag 15 december 2010

Een lintje voor 'onze' Serv!

Serv Vinders (Childcare International) is geridderd! Onze Berlijngids heeft op het Jaarcongres van het Waarborgfonds een lintje gekregen voor al zijn waardevolle inspanningen ten bate van de kinderopvang.
Drijvende kracht achter het lintje voor Serv Vinders is Maria Jongsma van Vyvoj. Namens het CMK-fonds  heeft ze de procedure in werking gezet. 'We waren twee jaar geleden met een groep op reis in Zweden, Stockholm. Daar hebben we met elkaar een onderscheiding in elkaar geknutseld en hem aangeboden. Deze man heeft zoveel goeds gedaan voor de sector, maar hij blijft altijd achter de coulissen en is heel bescheiden. Het lijkt me meer dan terecht dat hij nu eens in het zonnetje wordt gezet.' In aanwezigheid van een groot aantal kopstukken van de Nederlandse kinderopvang en zijn familie, kreeg de nietsvermoedende Serv zijn lintje opgespeld. 
 
Dubbel en dwars verdiend wat mij betreft. Serv, gefeliciteerd!

woensdag 8 december 2010

Emmi Pikler

In de VVPM-opleiding besteden we aandacht aan verschillende pedagogen. Om jullie een graantje mee te laten pikken zal ik af en toe een samenvatting geven van wat ik heb opgestoken over deze mensen. Te beginnen met Emmi Pikler (1902 – 1984).

Leven en werk
Emmi Pikler, geboren in Wenen, was oorspronkelijk opgeleid tot kinderarts. Toen ze een dochter kreeg, besloot ze haar op geen enkele manier in haar ontwikkeling te forceren. Met respect voor het eigen ritme gaf ze haar dochter alle vrijheid om zelf initiatief tot spel en beweging te nemen. Piklers overtuiging was: een kind dat in zijn eigen tempo mag leren en onderzoeken, leert beter zitten, staan, spreken en denken dan een kind dat gestimuleerd of geholpen wordt. Vanuit deze overtuiging heeft Pikler tien jaar lang ouders ondersteund in de opvoeding van hun kinderen. Na de Tweede Wereldoorlog werd ze hoofd van kindertehuis Lóczy in Boedapest. Ze organiseerde het kindertehuis naar haar eigen methode en deed longitudinaal onderzoek naar de psychomotorische ontwikkeling van de baby’s en peuters die er opgroeiden. Twee belangrijke pijlers binnen haar visie zijn vrije bewegingsontwikkeling en respectvolle verzorging.

Vrije bewegingsontwikkeling
-         Aanbieden van een veilige omgeving waarin het kind uit eigen initiatief actief kan bewegen, bewegingsruimte die iets groter is dan hij nodigt heeft, speelgoed dat zijn onderzoeksdrang bevredigt.
-         Niet onnodig ingrijpen in de activiteiten van het kind, hem niet helpen of stimuleren, hem niet in posities brengen waar hij zelf (nog) niet in of uit kan komen, aandacht geven op afstand.
-         Respect voor het eigen tempo en ritme van het kind en voor zijn eigen, spontane initiatieven.
-         Zinvolle organisatie van het leven van het kind: er is een tijd voor rust, voor contact met de verzorgster en voor vrije beweging.

Grove motoriek
De kinderen in Lóczy zijn continu, individueel en door vaste waarneemsters geobserveerd in hun bewegingsontwikkeling vanaf het moment dat ze voor het eerst draaiden tot het moment dat ze voor het eerst los gingen lopen. Het lukte alle baby’s zelfstandig vanuit de rugligging tot staan en lopen te komen. In de observaties werden tientallen niet eerder beschreven posities en bewegingen vastgelegd die Pikler ‘overgangsposities’ noemde. Deze posities kwamen bij alle kinderen voor en bijna altijd in dezelfde volgorde. De overgangsposities hebben een oefenfunctie: de spieren worden stapsgewijs geoefend en bereiden het kind voor op de volgende ontwikkelingsfase. Ook krijgt het kind een steeds bewuster besef van zijn lichaam, wat de basis vormt voor de ontwikkeling van eigenwaarde. De aangeboren bewegingsdrang wordt duidelijk door het voortdurend veranderen van houding. Baby’s die beginnen te kruipen ontwikkelen snel de drang tot klimmen. Bied de eerste mogelijkheid tot klimmen dicht bij de grond aan zodat het kind ook kan leren vallen en (her)vinden van zijn balans. Later kun je hogere klimobjecten aanbieden zodat het kind zijn vaardigheden kan vergroten en gevoel ontwikkelt voor zijn eigen mogelijkheden en grenzen.

Fijne motoriek
Rond de tiende week ontdekt het kind zijn handen en speelt hier veelvuldig mee. Vanaf de derde maand probeert hij voorwerpen vast te pakken maar de activiteit met de handen blijft belangrijker dan het voorwerp zelf. Vanaf de zesde maand worden de mogelijkheden die een voorwerp biedt interessant. Bied eerst lichte voorwerpen aan, zoals een zakdoek, en later iets groter en zwaarder materiaal zoals bakjes, doosjes of bekers in verschillende maten, materialen en vormen. Aan het eind van het eerste jaar kan het kind aandacht hebben voor meerdere voorwerpen tegelijk en onderzoekt het hoe het de voorwerpen kan combineren. De baby laat intense aandacht voor het voorwerp zien. Uit de gezichtsuitdrukkingen van het kind blijkt dat het voorwerp emoties kan oproepen. De handactiviteiten worden gezien als ‘lichamelijk denken’.

Respectvolle verzorging
Verzorgingsmomenten zijn uitermate geschikt om elkaar beter te leren kennen en écht samen te zijn. De volwassene past zich aan aan het tempo van het kind zodat hij zich kan instellen op de handelingen en mee kan doen aan het samenspel. Zo leert het dat hij invloed kan uitoefenen op situaties waaraan hij deelneemt als basis voor de eerste sociale contacten. De verzorging gebeurt met liefdevolle aandacht en zorgvuldigheid. De baby wordt niet gezien als een bundeltje hulpeloosheid. Zijn competenties (zoals contact maken, behoeften aangeven), hoe pril ook, verdienen respect. De handen van volwassenen zijn belangrijk voor baby’s; ze vormen een belangrijk middel tot contact met de wereld. De handen raken hem aan, tillen hem op, wassen, voeden en kleden hem. De baby leert van zachte, tactvolle bewegingen wat aandacht en belangstelling betekenen.

Dialoog
Pikler adviseerde ouders vanaf het begin met hun kind te praten en het bij de naam te noemen. Hierdoor gaat de ouder langzamer en bewuster om met het kind, die snelle impulsen nog niet aankan. Tussen de aankondiging van wat er gaat gebeuren en de handeling zelf moet daarom altijd een kort moment van rust zijn. De ouderlijke stem heeft een rustgevende invloed op het kind. Hoewel het de woorden nog niet begrijpt, kan het kind de intentie wel voelen. De volwassene antwoordt met gebaren steeds op de reacties van het kind. Oogcontact zal een steeds grotere rol gaan spelen. Door op deze manier een kind te verzorgen, voorzie je niet alleen in de behoeften van het kind maar bied je hem ook een sociale ervaring.

Meer informatie: Emmi Pikler Stichting

zaterdag 4 december 2010

Pm'ers op stagereis naar Berlijn

Leontine Diemel (projectcoördinator internationalisering) heeft op de website van Triodus verslag gelegd van de studiereis naar Berlijn waaraan ik heb deelgenomen.

Meer informatie over de binnen- en buitenruimten in Berlijn vind je hier.
Meer informatie over omgaan met taal in de Berlijnse kinderopvang vind je hier.
Meer informatie over het Berliner Bildungsprogramm vind je hier.
Meer informatie over de opleiding van pm'ers in Berlijn vind je hier.


Lees het hele verslag via deze link: pm'ers op stagereis naar Berlijn.

Zelf hebben we (heel kort!!) onze reis naar Berlijn mogen beschrijven voor het vakblad Kinderopvang. Dit beknopte dagboek is te lezen in het decembernummer maar ook online te vinden op de website van kinderopvangtotaal. klik hier om het te lezen!

vrijdag 3 december 2010

Kinderopvanggrondlegger Liesbeth Pot overleden

Liesbeth Pot, die wordt gezien als één van de grondleggers van kinderopvang in Nederland, is overleden. Zij stond aan de wieg van de Anti-Autoritaire Kresj en introduceerde het gedachtegoed van Reggio Emilia in Nederland.
Activiste en wetenschapper
Ruim dertig jaar zette ze zich in voor kinderopvang als activiste, wetenschapper en werkveldondersteuner bij de Werkgemeenschap Kinderopvang Nederland/WKN en het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn/NIZW. Ze vertegenwoordigde Nederland in het Netwerk Kinderopvang van de Europese Commissie. Haar ideeën over kinderopvang zijn terug te lezen in allerlei artikelen en uitgaven zoals dit opiniestuk in Trouw dat zij in 1992 schreef. Een bekende uitspraak van haar was:
"De opvang van kinderen -mits van goede kwaliteit- is de beste garantie voor een goede en gelijke start van kinderen in de samenleving."
Pedagogische centra
In 1999 werd Liesbeth Pot koninklijk onderscheiden. Al in 1995 droomde Liesbeth van kinderopvang als ‘Pedagogische Centra voor het Jonge Kind die steun, advies en begeleiding bieden', en liep daarmee ver voor haar tijd uit.
Bron: kinderopvangtotaal