Huiswerkuurtje met de acht-plussers. De jongens moeten
sommen maken en omdat ze zich ergens anders niet kunnen concentreren mogen ze
in ons kantoortje zitten. Ik wens hen succes en laat ze ploeteren. Als ik vijf
minuten later door het raam spiek, zie ik dat het geploeter voornamelijk
bestaat uit pennen ombuigen, gummetjes schieten en kladblaadjes veranderen in
vliegtuigjes (of straaljagers, die fout bega ik niet nog eens).
Ik loop naar binnen om iets te kopieëren. “Zo rekenwonders,
lukt het een beetje?” vraag ik. Zuchtend en steunend en met heel moeilijke gezichten laten ze hun
rekenbladen zien. “Kijk dan hoeveel we moeten doen!” zegt M. terwijl hij met
zijn armen over elkaar onderuit zakt. “Het is gewoon kinderarbeid!” roept S.
die het voorbeeld van M. volgt en ook moedeloos onderuit zakt. Ik lach en zeg
dat ze het inderdaad heel zwaar moeten hebben. Dit wordt beaamd met een luid “JA!”
in stereo.
“U heeft makkelijk praten, u hoeft geen huiswerk meer te
maken” verzucht S. Daar maakt hij een inschattingsfout. “Toch wel” zeg ik “en
ik durf te wedden dat je niet wilt ruilen.” Met een blik vol ongeloof staart
hij me aan en ik verklaar dat ik op een school voor volwassenen zit, hier flink
voor moet studeren en ook nog eens bakken vol huiswerk mee krijg.
S. fronst zijn wenkbrauwen in een grote denkrimpel en vraagt
dan op uiterst serieuze toon of ik misschien gek ben. Vervolgens slaat de angst
toe en vraagt hij voorzichtig of hij ook nog naar school moet als hij zo oud is
als ik. “Nee hoor,” zeg ik “ik heb er zelf voor gekozen en volg nu alleen
vakken die ik zelf leuk vind en huiswerk hoort daar nu eenmaal bij.” De jongens
kijken elkaar aan en lijken stilzwijgend overeen te komen dat ik tóch gek ben.
S. besluit dat hij wel wil ruilen want hij is écht niet van
plan om dat hele blad af te maken. Als ik al zijn sommen maak (wat een slecht
idee is aangezien mijn rekenkundige vermogens aan discalculi grenzen) dan maakt
hij mijn huiswerk. “Prima!” zeg ik en ik gris het rekenblad onder zijn neus
vandaan. “En wat moet ik dan doen?” vraagt S. Ik maak een mooie opsomming van
mijn lopende opdrachten. Een scriptie schrijven, een rollenspel voorbereiden,
een intervisiebijeenkomst uitwerken, een eindpresentatie in elkaar zetten, een
VIB-opdracht doen, een teamanalyse maken en een leidster ‘on the job’ coachen.
S. knippert met zijn ogen. “Succes, moet over twee weken af zijn, graag zonder
spelfouten!” roep ik lachend en dan maak ik me snel uit de voeten met zijn
sommen.
Ik krijg twee protesterende knullen achter me aan en al snel
heeft S. zijn rekenblad weer uit mijn hand gegrist. “Laat maar, ik doe het zelf
wel!” zegt S. Ik vraag of hij het zeker weet, mijn opdrachten zijn immers veel
leuker dan zijn saaie sommen. “Mijn aanbod staat nog steeds hoor” probeer ik
nog eens. “Ja dag, ik ben niet gék!”.