Leuk
artikel in Volkskrant Magazine door Annemiek de Gier en Hilde Postma! Het gaat
over vies worden. Nu de waterspeelplaats bij ons weer geopend is, is dit ook
bij ons op de BSO een hot item. Want de kinderen vinden het heerlijk: kliederen
met modder, met de handen en voeten in het water en elkaar ingraven in het
zand. Maar niet alle ouders zijn hier even blij mee. De argumenten zijn tot op
zekere hoogte begrijpelijk. Toch vind ik dat we met z’n allen eerst en vooral
naar het belang van het kind moeten kijken. Ja, we moeten schoenen uitschudden,
kleren afkloppen, een keer extra vegen en de ouders zullen de kids wat vaker
onder de douche moeten zetten en een extra wasje moeten draaien. Maar als je
ziet hoeveel plezier kinderen hebben en wat ze allemaal leren, dan vind ik dit
een klein offer.
Moddertaartjes bakken, iemand ingraven in zand, een slakkenrace houden, bramen plukken en van een heuvel rollen zijn volgens een campagne van National Trust vijf van de vijftig dingen die ieder kind zou moeten doen voor hij 12 jaar oud is. Helaas is het territorium waar kinderen in Nederland vrij kunnen spelen met wel 90% ingekrompen. En bijna de helft van de moeders vindt het zonde als kinderkleding vies wordt tijdens het spelen.
De generatie 30'ers en 40'ers weet het nog wel: vroeger speelden we het liefst op onontgonnen terrein waar je elk besef van tijd verloor en op kon gaan in je spel om vervolgens stijf van de modder thuis te komen met scheuren in je broek en korsten op je knieën. Tegenwoordig zijn er nog nauwelijks natuurlijke plekken waar kinderen gewoon wat aan kunnen rommelen.
Groene Golf
Het idee dat natuurlijk spelen –
en lekker vies mogen worden – goed is voor de ontwikkeling van kinderen, is in
Nederland langzaam terrein aan het winnen. Pedagoog Marianne de Valck spreekt
van een ‘groene golf’: ‘er is een duidelijk trend waarneembaar van mensen die
terugkomen op het idee van speeltuinen vol met wipkippen. Niet zo raar, een
wipkip is eenzijdig speelgoed. Eigenlijk geldt: hoe meer kleuren, functies en
vaste vormen een stuk speelgoed heeft, hoe sneller een kind er klaar mee is.’
Lekker kliederen
Ook steeds meer scholen en
kinderopvangcentra sluiten zich bij deze visie aan. Op een aantal kdv’s en scholen
in Amsterdam geeft kunstenares Sanne Groen zogeheten kliederworkshops. Ze kwam
op het idee doordat ze de opdrachten van de lerarenopleiding die ze volgde veel
te concreet vond en weinig ruimte biedend aan fantasie en eigen interpretaties
van kinderen. Tijdens haar workshops stalt Groen allerlei materialen uit zoals
blokjes agar-agar (vegetarische gelatine), etenswaren waarmee je kunt verven
(zoals spinazie, rode kool, fruit, stroop en bloem) en vreemde substanties
zoals aardappelzetmeel. Of ze gaat met de kinderen buiten op zoek naar
materialen als stokjes, bladeren en zand. De kinderen mogen er vervolgens mee
doen wat ze willen. Er zijn wel zaken als flessen, stokjes, pipetjes, rietjes
en keukenspullen maar verder geeft Groen bewust zo weinig mogelijk
aanwijzingen.
Gele drab
Een moeder vertelt: ‘ik zag mijn
zoon van 3 eerst de ruimte in zich opnemen, vervolgens keek hij naar me met een
vragende blik. Alsof hij bedoelde: mag ik me hier echt gewoon maar in storten? Toen
ik knikte, ging hij zelfstandig op onderzoek uit. Al snel stond hij vol
overgave met een kan gele drab in een bak met groene vloeistof te schenken. Af
en toe roerde hij met zijn handen de kleuren door elkaar. En even later liet
een meisje zich languit in die bak vallen. Prachtig om te zien!’
Nadruk op mogelijkheden
Groen maakt veel gebruik van
elementen uit Reggio Emilia (Loris Malaguzzi), een pedagogische benadering die
rond 1945 is ontstaan in die stad. Hierbij ligt de nadruk op wat kinderen
kunnen, op mogelijkheden. Zelfstandig ontdekken en het creatieve proces staan centraal.
Hierbij moet je als begeleider je eigen ideeën en verwachtingen loslaten.
Sanne Groen: ‘Toch vindt niet
ieder kind het fijn om vies te worden. Sommigen vinden het zelfs een beetje eng
of durven niets aan te raken wat er vies of onbekend uitziet. Maar als ik hen
dan bijvoorbeeld een lepel geef om mee te scheppen, durven ze het vaak wél en
zitten ze al snel net zo te kliederen als de andere kinderen.’
Oergevoel
Martin Hup (Het Woeste Westen): ‘het
zit gewoon in kinderen om vies te willen worden, het appelleert aan een
oergevoel.’ Laatst had hij een meisje met smetteloos witte gymschoenen op
bezoek. Ze aarzelde om de speeltuin in te gaan vanwege haar mooie schoenen. ‘Het
duurde even voor ze de drempel over was maar daarna kon het haar niets meer
schelen. Het enige waar ze nog bang voor was, was de reactie van haar moeder.’
Uit cijfers van onderzoek van Motivaction
blijkt dat 80% van de ouders het belangrijk zegt te vinden dat kinderen buiten
spelen. Hoe opmerkelijk: meer dan 40% van de Nederlandse moeders vindt het
vervelend als hun kinderen met smerige of kapotte kleding thuis komen. ‘Maar’
zegt Hup ‘dat hoort nou juist bij het vrij spelen. Laat hen maar lekker vies
worden, dat is het teken dat ze er helemaal voor gaan, er helemaal in opgaan.’
Blubberbaan
Zoals ook bij Kids Outdoor
Flevoland, waar kinderen zich bijvoorbeeld kunnen uitleven op een heuse
blubberbaan. Gillend en joelend gaan ze tot aan hun middel in de drek. Hier
moeten de kinderen echt oude kleding aan die daarna weggegooid kan worden. Aan
het eind van de baan giert een groepje meiden het uit van de pret. Charli (10)
vertelt: ‘dit is echt het leukste wat ik ooit gedaan heb. Eerst lijkt het
smerig om in de blubber te plonzen maar als je erdoor bent, maakt het niks meer
uit. Dan is het juist heel lekker om onder de modder te zitten.’
Aanvaardbare risico's
Martin Hup: ‘dat kinderen blij
worden van de vrijheid en van het vies worden, zien ouders misschien wel. Maar
loslaten is toch vaak erg moeilijk. Ouders zien overal gevaren en laten geen
mogelijkheid onbenut om hun kroost daarvoor te waarschuwen. Spelen is de
laatste dertig jaar sterk onder invloed komen te staan van regels op het gebied
van veiligheid en hygiëne. Er heerst een angstcultuur en daardoor zijn we
uitgekomen bij suffe klimrekjes met rubber tegels eronder. Maar mijn visie is
dat veiligheid niet bestaat – je hebt veel of weinig risico en het is goed om
kinderen daar kennis mee te laten maken en hen te laten ontdekken hoe ze met
(aanvaardbare) risico’s om kunnen gaan.’
Behoefte
Waar Nederlandse ouders en
instanties nog erg moeten wennen aan de natuurlijke manier van spelen, is men
in Scandinavië al een stuk verder. Op kdv’s in Noorwegen is het bijvoorbeeld
niet ongewoon dat de kinderen de fjorden opgaan, visjes vangen roosteren boven
een zelfgemaakt kampvuur en hele dagen buiten doorbrengen waardoor ze
spelenderwijs vertrouwd raken met de risico’s die hieraan kleven. Als kinderen
hier behoefte aan hebben en je laat hen die behoeftes niet verkennen, dan
ontstaat er juist een ander risico, zegt pedagoog de Valck. Dan kan het zijn
dat kinderen geen zelfvertrouwen ontwikkelen en geen zelfontplooiend vermogen.