Als pm’er is doen wat je doet vaak nogal vanzelfsprekend. Het
is immers je werk. Je bezit allerlei vaardigheden die je de hele dag bewust en
onbewust inzet. Wanneer een ouder vraagt wat je met een kind of groepje
kinderen gedaan hebt, zul je waarschijnlijk de activiteit noemen. We hebben
vanmiddag gekleid. Punt. Wat eigenlijk veel belangrijker is, wordt meestal
achterwege gelaten. Maar dat is wel precies datgene wat jouw vak is, wat jou
belangrijk maakt voor de kinderen.
Stel, je hebt met een groepje kinderen een kleiactiviteit
gedaan. Ben je je er dan van bewust wat je hen allemaal hebt laten ervaren?
Waarin je hen hebt gestimuleerd? Aan welke competenties en ontwikkelingsgebieden
zij gewerkt hebben? We hebben dus gekleid. Maar wat hebben we nu eigenlijk
precĂes gedaan?
Het kind heeft de klei gemanipuleerd: kneden, rollen,
prikken, smeren, duwen. Fijne motoriek.
Het kind heeft de klei tussen zijn vingers gevoeld, er misschien aan geroken. Zintuiglijke ontwikkeling. Het kind heeft
zelf besloten wat hij met de klei doet, of hij er iets van gemaakt heeft of het
materiaal verkend heeft door te manipuleren. Respect voor autonomie, creatieve ontwikkeling. Het kind heeft zijn
buurvrouw geholpen een balletje te rollen omdat zij dit zelf niet voor elkaar
kreeg. Sociale competentie. Je hebt
de kinderen gestimuleerd om hun werk aan elkaar te laten zien, er iets bij te
vertellen, naar elkaar te kijken en luisteren en op elkaar te reageren. Stimuleren en begeleiden van interacties,
sfeercommunicatie. Je hebt het kind vragen gesteld en hij heeft uitgelegd
hoe de klei voelt en wat hij doet of maakt. Taal-
en spraakontwikkeling. Je hebt het kind gevraagd of hij weet waar klei
eigenlijk van gemaakt is. Cognitieve
ontwikkeling. Je hebt het kind gecomplimenteerd en aangemoedigd. Sensitieve responsiviteit. Je hebt het
kind uitgedaagd iets te doen waarvan het dacht dat hij het niet zou kunnen en
hem waar nodig aanwijzingen gegeven. Persoonlijke
competentie, zone van naaste ontwikkeling. Het kind heeft gevraagd of hij water bij de klei mocht doen en
je hebt hem hiermee laten experimenteren. Kindvolgend
werken. Je hebt erop gelet dat het experiment niet uit de hand liep door
het kind niet te veel water te laten gebruiken. Structureren en grenzen stellen. Je hebt gezorgd voor een veilige
omgeving en was steeds beschikbaar voor het kind. Veiligheid en geborgenheid. Na de activiteit heeft het kind de
materialen schoongemaakt en opgeruimd omdat dit een afspraak is waar alle
kinderen zich aan moeten houden, zo kan er de volgende keer weer met schone
materialen aan een activiteit begonnen worden. Normen en waarden.
Iedere goede pm'er die wel eens met de kinderen kleit, zal hierbij minstens vijf van de bovengenoemde competenties toepassen. En zo doen zij dat bij elke denkbare activiteit. Of het nu gaat om kleien, basketballen, kokkerellen of een spelletje doen.
Iedere goede pm'er die wel eens met de kinderen kleit, zal hierbij minstens vijf van de bovengenoemde competenties toepassen. En zo doen zij dat bij elke denkbare activiteit. Of het nu gaat om kleien, basketballen, kokkerellen of een spelletje doen.